Hora Ottava. De achtste uyre.
Een Maeghdeken met weerschijn gekleet, van saffraen en wit, houdende het teyken van de Sonne, en een Sonne-wijser: Maer met een verscheiden handelingh van de derde ure, niet om die daer door te bedieden, maer om de handelinge en stant wat veranderinghs te geven, en de schilderye schoon te vertoonen, en dat de schaduwe desselven wijsen sal op acht uren. En overmits de eerste ure oock het teyken van de Sonne heeft, soo beteyckent dese Sonnewijser het onderscheyd tusschen de uren des daeghs en des nachts.
De verwe van 't kleed bewijst, dat hoe meerder de uyren wassen, te meerder gaet de dagh ten einde en verliest het licht. En dit zy genoegh tot verklaeringe van de verwen van 't kleed, die de volgende beelden gebreecken.