Piacere. Vreughde, Vermaeck, Wellust.
Een Iongelingh met een goude kuyf met ringen beset, waer tusschen veele schoone bloemen seer aerdigh gevoeght zijn, met een Perlen snoer, en een krans van bloeyende Mirthe; hy sal niet gekleet, maer naeckt en gevleugelt zijn: de vleugels sullen wesen van verscheyden verwen, houdende in den hand een Harpe, en gulden brooskens aen zijne beenen.
De opgepronckte konstelijcke welruyckende Paruyck, is een kenteyken van brood-dronckenheyt, dertelheyt, en van verwijfde manieren. Hier van zijn veele voorbeelden by de Poëten, diewelcke om te vertoonen, datse de dertelheit verlaten hadden, haer ongeciert van hayren hebben uytgebeelt, latende dieselve in 't wilde hangen, sonder eenige konst, maer aen de Wellusten maektmen dat die konstigh gestrengelt en met ringen beset zijn. De eedelsteenen en bloemen zijn dienaers en aenlocksels van de Wellust.
De Mirten-kroone is Venus toegewijt, en men seyt, als dieselve sich stelde in 't oordeel van Paris, datse hier mede ook gekroont was.
De vleugels bedieden, dat de Wellust seer haest eyndight, vliet en vlucht, en daerom isse van de oude Latijnen Voluptas, snel-lust of vliegh-lust geheeten.
De Harpe, wort om de lieflijckheyt van haeren toon geseyt, datse gelijckheyt heeft met Venus en de Gratien of Bevallijckheeden, en gelijck dese, de gemoederen verheught, alsoo verlustight die oock de geesten.
De goude brooskens passen aen de Wellust, om te vertoonen, dat zy het goud weynigh acht, en dat het haer anders nergens toe dient, dan om haere lusten en genegentheden te voldoen: ofte, om dat de voeten dikwijls voor de onstantvastigheyt worden genomen, nae de spreucke Davids: Mijne voeten hadden bynae gestruyckelt; soo wort, daer door ontdeckt, datse sich licht tot nieuwigheyt keeren, en altijd van 't een op 't ander willen.