Humilta. Nedrigheyt.
Een Vrouwe mette slincker hand voor de borst, en de rechter uytgesteecken en open, hebbende 't aengesicht ten Hemel gekeert, vertreedende met haere voeten een half doode Adder-slange, die rontom een spiegel, die in stucken en gebroken is, gekrult is, met een gewonde Leeuws kop, oock voor haere voeten.
De hand voor haere borst, bediet, dat het herte de waerachtige sitplaetse is van de Nedrigheyt.
De opene rechter hand is een teycken dat de Needrigheyt moet getrouw en verdraeghsaem zijn, en niet als een Wolf, die met een Schaeps-vel bekleet is, om de Schapen dies te beter te verslinden.
Door de Adder wort de Haet en Nijd uytgedruckt, door de Spiegel, de Liefde zijns selfs, en door de Leeuw de Hovaerdie. De Liefde zijns selfs maeckt weynigh wercks van de Needrigheyt, de Haet en Gramschap zijn werckingen, die de kracht desselven wegh nemen, en de Hovaerdie bluscht dieselve uyt. Daerom moet men dese dingen, met een vast en heyligh opset, onder de voeten houden.