Rivalita. Medeboelschap.
Een Maeghdeken met Roosen gekroont en prachtigh gekleet, die mette rechter hand en seer vrypostige gebeerden een goude keeten overgeeft, voor wiens voeten twee Rammen schrap staen om metten kop tegens malkanderen aen te stooten.
Zy wort jongh en met Roosen geschildert, want de Boele went al zijne naerstigheyt aen, om met bevalligheyt voor den dagh te komen, en een schoone reuck van sich te geven, gelijck de aengenaeme en welrieckende Roose is, diewelcke nochtans niet is, sonder dooren: willende daer mede te kennen geven, dat de lieflijcke Minnegedachtjens, die een Medeboel in 't hoofd heeft, niet zijn sonder doornen van jalousie.
Prachtlijck wortse gekleet, en datse goude keetens geeft, als geseyt is, om dat iemant die daer mint, en andere Medevryers heeft, wil betoonen dat hy niet minder is als zijn Medeboeler, maer soeckt in der daed en schijn meerder te wesen, soeckende om strijd en dat mildelijck kostlijcke geschencken aen zijne beminde te vereeren.
De twee Rammen, die mette hoorens malkanderen uytdaegen, bedieden, gelijck Pierius verhaelt, de Medeboelschap: want zy vertoonen hier door dat dit uyt Minne-Liefde is veroorsaeckt, gelijck die Beestjes doen, die sich hier over verstooren, als zy vermercken dat haere Schaepkens van andere Rammen werden besprongen. Doch van dese Medeboelschap en Minne-strijd, zijn meest alle de Harderklachten vol.