Pertinacia. Halsstarrigheyd.
Een Vrouwe in 't swart gekleet, met veel Klimop, die op haer kleed wast, hebbende op 't hoofd een looden dobbelsteen.
De verwe van 't kleed bediet vastigheyt, onveranderlijckheydt en onwetentheydt, 't welck werckingen zijn, die door de duysterheyt worden te kennen gegeven, en hier door komt de onwetentheyt voor den dag.
Om dese oorsaecke wort de loode dobbelsteen op 't hoofd geset, die wichtigh en swaer is, om sich te bewegen: En het loot is een kenteycken van de onwetentheyt, gelijck op sijn plaetse geseyt is, en de onwetentheyt stoocktse op, als een Moeder en Voedster van de Halsstarrigheyt.
De Klimop die rontom haer geslingert is, wort gestelt om te betoonen, dat die dieselve werckingen doet, als de hartneckigheit in de gemoederen van de halsstarrige luyden: want als de Klimop een goede grond voelt, waer in zy haer wel kan wortelen, soo verliestse haer kracht niet, maer doet oock wel sulcke naerstigheyt, dat zy dickwijls de plaetse selve die haer ophiel en onderstutte, doet ter aerden vallen.