Contento. Genoegen, Vermaeck.
Een Ionghman prachtigh gekleet, met een Rapier op sijne zyde vol Eedelsteenen beset, en een Vederbos op den Hoed, hebbende in de rechter een spiegel en een silvere becken, dat hy aen sijn zyde houdt, vol geld en kostele juweelen.
Het genoegen, dat aen dese kleyne gelucksaligheyt hanght, waer door men sich in dit leven verheught, komt voornaemlijck door de kennisse van de goederen, die men besit, want wie sijne eygene goederen niet kent, hoe groot dieselve oock mogen wesen, die kan geen genoegen voelen: en blijven alsoo sijne belooningen bedrieghlijck, by hem selven.
Daerom wort het beeld van Genoegen gestelt, dat het sich selve in den Spiegel besiet, en alsoo spieglende, verblijt hy sich, dat hy rijck, schoon en prachtigh is, soo aen ziel als lichaem: 't welck het geld en de kleederen, te kennen geven.