Inganno. Bedrogh, Valscheyt.
Een man bedeckt met een geyte-vel, doch alsoo, datmen nauwlijx het aengesicht sien kan, houdende in sijn hand een vischnett met eenige visjens Sargi geheeten, op de maniere als de vorellen. Waer van Alciatus aldus schrijft:
Maer denckt eens om dees loose guyt,
De visscher draeght een geyten huyt:
Het visjen dat het geytjen mint,
Dat wort door dit bedrogh verblint:
Ghy Hoeren bruyckt oock dese list,
Als ghy de slechte Pollen vischt.