Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh
(1648)–Dirck Pietersz. Pers– Auteursrechtvrij
[pagina 72]
| |
Stemme: Si tantogratiosa. Of, O schoonste Personagie.
HOe heerlijck is de Aerde,
Hoe hoogh de Hemel en haer silvre Sterren?
Ey van wat grooter waerde:
Der Sonnen loop, die dagelijcks van verre,
Door 's Hemels tent, de Locht door-rent,
En schiet sijn gulde stralen?
Wie sal dees wercken, O groote Godt niet mercken,
En verhalen?
2. O waerheydt! Hemels Waerheydt!
Ghy sweeft in glans verr' boven alle dingen:
De aerde roemt u klaerheydt,
De Hemel looft en prijst u sonderlinge.
Een yder beeft, jae watter leeft,
Moet uwe roem vertolcken,
Ghy richt in vreden, en schift nae recht en reden,
Alle volcken.
3. De Koningh, Wijn en Vrouwen,
Doen onrecht, en daer sullen s' oock in sterven:
Geen mensch mach haer betrouwen,
Sy sullen in haer onrecht heel verderven.
De Waerheydt blijft, die vast beklijft,
Van eeuw tot eeuwigheden.
Want sy sal bloeyen, en steets in voorspoet groeyen,
Hier beneden.
4. Sy past op arm noch rijcken,
Draeght gunst noch sy, hoe machtigh of verschoven,
Sy wil voor niemandt wijcken,
Haer oordeel is van kracht en drijft steets boven,
In heerlijckheydt, in eeuwigheydt,
Geweldigh van vermogen:
| |
[pagina 73]
| |
Want uyt haer lippen, komt gene valscheydt glippen,
Noch geen logen.
5. Lof zy den Godt der waerheydt!
Riep yder een, u glans moet stadigh schijnen.
O hoogh verheven klaerheydt!
V heerlijckheydt, u Rijck sal noyt verdwijnen.
Ja uwe deughd, elck mensch verheughd:
Groot! groot! groot is de waerheyt!
Die met haer schichten, sal boven al uyt-lichten,
Door haer klaerheyt.
|
|