Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh
(1648)–Dirck Pietersz. Pers– Auteursrechtvrij
[pagina 46]
| |
Stemme: Van den 8. Psalm. O onse God.
O Heerlijckheydt des Heeren noyt volpresen,
Voor wien dat sich de Goddeloose vreesen,
Wiens mogentheydt, al schijntse seer veracht,
Wijt overtreft het menschelijck geslacht.
2.Ghy zijt een Roos te Saron seer verheven,
V reuck verquickt en houdt ons by het leven:
V schoone reuck, die onse Geest verheughd,
Dringht door de ziel en baert in 't herte vreughd.
3. Al schijndy schoon verschoven in de dalen,
Daer yder een met spot op leyt te smalen:
Soo haeldy doch by uwe kinders roem,
En lluyckt u hoofd op als een Lely-bloem.
4. Siet u Vriendin berght haer in doorne struycken,
Hier moetse staen en voor de trotse duycken:
Sy is gelijck een Roose die verdruckt,
In distels schuylt, die niemandt soeckt of pluckt.
5. Al schijnt ghy nu van buyten aen vertreden,
O Christen Mensch! ghy weet daer van de reden:
Hoe dat ghy blinckt, by al dit woeste volck,
Gelijck de Sonn' by eene duyst're wolck.
|
|