Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh
(1648)–Dirck Pietersz. Pers– Auteursrechtvrij
[pagina 45]
| |
Stemme: Psal. 42. Als een Hert, &c.'k HEb mijn leven af-gesondert
Van des Werrelds ydelheyt:
Niemandt zy hier af verwondert,
'k Heb mijn kleeders af-geleyt:
En dien vuylen rock vertreen,
Dien ick eertijdts had gemeen,
Met de Menschen, met de sonden,
Daer ick mede was geschonden.
2. Sal ick weder 't kleedt aentrecken,
En der sonden beeldenis?
Sal ick wederom verwecken,
Mijner zielen droeffenis?
Neen, mijn geest sal hooger gaen,
En het aerdsche gantsch versmaen,
En in suyvre water-plassen
Mijne ziel en lichaem wassen.
3. 'k Heb mijn voeten reyn begooten,
Af-gevaeght soo blanck als snee:
Sal ick s' in den dreck weer stooten,
En ontrusten mijne vree?
Sal ick soo mijn eel gemoedt,
Weer bemorssen met het roet:
En in snoode vuyligheden,
Wentlen mijne suyvre leden?
4. Neen, mijn voeten af-gescheyden,
Van des Werrelds slibber padt,
Sullen my tot Godt geleyden,
In sijn uytverkooren stadt:
Daer sal zijn mijn lust en vreughd,
Al mijn wandel en geneughd,
Daer sal ick de vreughd aenhooren,
Van Godt en sijn uytverkooren.
|
|