Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh
(1648)–Dirck Pietersz. Pers– AuteursrechtvrijStemme: VVindeken daer den Bosch af drilt.
VRolijcke Vrienden weest verblijd,
In dees aengename tijdt:
Zijt met maten, uytgelaten,
Matigh machmen vrolijck zijn,
By goede vrienden en by Wijn.
| |
[pagina 130]
| |
Wijn die doet u het hert op-gaen,
En de droefheyd van u slaen,
Waerom suffen en te duffen?
Alle dingh heeft sijne beurt,
Vrolijck Geselschap nimmer treurt.
Wijn te drincken dat is geen sond,
't Is als Balsem in de wond!
Sy kan vreughdigh, frisch en jeughdigh,
V verquicken 't droef gemoed,
Sond isset die 't te vele doet.
Is onse geest als dof van pijn,
Wijn die is de Medicijn:
Treckt van binnen, onse sinnen,
En sy voertse na de lucht,
Wegh is de pijn, en opter vlucht.
Een glaesjen is een goed begin.
Twee dat maeckt een luchte sin:
Drie geschoncken, en gedroncken,
Is ter eeren van u Vriend:
Siet dan of u oock meerder dient.
Maet' moet in als gehouden zijn,
In de vreughd, en by de Wijn,
Want de reden, moet bekleeden,
Dat ghy zijt een vrolijck Man,
Die hem met maet verheugen kan.
Wijn die heeft een soo groote kracht,
Wie haer drinckt en niet en acht,
Doetse rasen, als de dwasen:
‘Wel geluckigh die verheughd,
‘Matigh gebruyckt den Wijn tot vreughd.
|
|