Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh
(1648)–Dirck Pietersz. Pers– AuteursrechtvrijStemme: A lieta vita. Tot vrolijck leven.
INdien de menschen, nae lust en wenschen,
| |
[pagina 120]
| |
Sochten hier een vreedsaem rijck:
Men sou niet hooren, gramschap of toren,
Van ramp of plagen, van droeve dagen,
Maer elck een vond sijns gelijck.
2 Wat soud u schaden, dat ghy den quaden
Vriendelijck en zedigh groet?
Op dat u wercken, hem deden mercken,
Dat uwe handel, en vrome wandel,
Komen uyt een recht gemoed.
3 Mijn kaers ontsteken, kan niet ontbreken
Schoon ick mijn naesten licht:
Dat ick hem tooge, vlytelijck pooge,
En leyd op wegen, wijse ter degen,
En volbrenght der liefden plicht.
4 De siel en sinnen, lieven en minnen,
Een oprecht en dienstigh hert:
Dat sonder schaden, in raed of daden,
Met goe manieren, en re'en kan stieren,
Sijnen naesten uyt de smert.
5 Gedienstigheyds zeden, met maet en reden,
Maken het verharde sacht:
Geen trotse machten, noch wreede krachten,
Boeyen noch banden, gloeyende tanden,
Hebben een soo grooten kracht.
| |
[pagina 121]
| |
6 Als de gemoeden, sieden en woeden,
Dan 't gedienstigh herte keert,
Om te versoeten, en te gemoeten,
Dat dese Wolven, en felle golven
Zijn met teugels afgeweert.
7 ‘'t Gedienstigh leven, is ons gegeven,
‘Tot des naesten hulp en vreughd:
‘Om de geschillen, en twist te stillen:
‘Om vree te maken, in alle saken,
‘En alleen uyt liefd' en deughd.
|
|