gelijck by verscheyden volcken dickwils is gebleken. Men leest hoe Iaropelc, Groot-hertog der Russen, uytgemaeckt hadde een Hongersch edelman, om Boleslaus, koning van Polen om te brengen: maer sulcx volbracht zijnde, liet hem de Hertog der Russen selve dooden, en sijn oogen uytsteken, sijn tonge uyt-trecken, en sijn heymelijk lid afsnijden tot haet des moordenaers. de Agyraspides, of Macedonische soldaten, worden versocht van Antigonus, om haren algemeenen hooftman Eumenides (sijnen pijckanten vyant) omme te brengen, en na dat sy 't selve gedaen hadden, liet hy die alle dooden, also dat gene daer van in Macedonien weder keerden. Mahomet de tweede, willende sijn broeder om 't leven brengen, versocht daer toe eene van sijne Overste, die welke hem verstickte door 't ingorgelen van 't water: maer hy leverde dien verrader aen sijn moeder over die hem terstont dede ombrengen, en de mage en 't hert daer uyt halende, wierp het voor de honden. Daerom seytmen wel te recht Proditionem amo, proditorem odi,
Door kracht wel steden zijn vermant,
Doch deugde wint het gantsche land
Geen pijlen, bussen, noch cartouw,
Maect sulcken bres als deugd wel sou.
Al stortmen burg of schans om verd,
De deugd dringt midden in het hert:
En maeckt daer een soo klare baen:
Dat poort en vesten open staen.
Dus wind een Held door deugd veel meer
Als met een wel-gewapent heyr.
DRaeght nu verschulde straf en voelt de felle roeden,
De wrake van u schuld door teedere gemoeden:
De stramen in u huyd, de smaed en oock de schand,
De beulen op u rugh verrader van het land!
Ghy meent een edel hert te leyden en te tergen,
Hoe derfdy (snoode Boef) my uwe boosheydt vergen?
Ick soeck door eer en deughd te voeren mijne macht,
En niet door schelmery te cieren mijn geslacht.
De stadt is in mijn macht, de poorten staen my open,
Ick wil mijn manlijck hert door geen verrader koopen:
Mijn daden sullen staen, gelijck een heldre sterr',
Voor yeder een ten toon en lichten al van verr'.
‘Wie door een vrome ziel wil steden t'onder-brengen,
‘Moet geen verradery noch tyranny gehengen.
‘Maer blijven op sijn kracht en op sijn eere staen:
‘Want anders sal sijn lof te lichtelijck vergaen.
‘Wie winnen wil door macht moet winnen door de reden,
‘Hier door is dat dees Held verkreegh de schoone steden:
‘Want Reedlijckheyd dees Stad en alles heeft herstelt,
‘Meer als der Grooten macht, en al't Romeynsch gewelt.