Mijn tegenstem(1975)–Hugues C. Pernath– Auteursrechtelijk beschermdGedichten 1966-1973 Vorige Volgende [pagina 64] [p. 64] De gierigheid Ook aan deze nacht geen herinnering, geen verwijt Geen gebaar dat gebiedt, geen wrevel. Gelouterd door het waaiende gras, en druppels Verdromen mijn gillen en mijn waken 5[regelnummer] Geen overgang die nog verwondert, Geen oponthoud duurt lang genoeg. En na nergens, na het vervagen verloren Vervang ik, kwalen door pijn En verval met rochel en sluimer 10[regelnummer] In een schaduwparadijs getand op de tijd. En alle gewassen ruil ik voor jouw glimlach Ik geloof en ik ontken, als vreemdeling regerend In dit rijk der rafelende regens. Een poging die het daglicht vertraagt, 15[regelnummer] Waarin de onmacht van de eenzame, dreigend De onmacht weerkaatst en gadegeslagen wordt. Zwervend, bezweet weer vluchtend. Ik vorm vele vloeken, bewaar mijn beven, Geen huis waarin geen dode was 20[regelnummer] Die heerst en altijd heersen zal. Zo beduidt de dag de dagen, in mij het zoeken Dat de sporen schuwt, de vraag die nooit gesteld wordt En geen anwoord dat men duldt. Ik draag vruchten en word vel, giftig 25[regelnummer] En verlangend, het krimpen tegemoet. Verslaafd ben ik, een naam die mij bekruipt. Vorige Volgende