en zeeën tusschen ons, doch jouw naam, gevlochten door mijn werk, zal u mij en mij u in gedachten brengen. Behoud dit exemplaar. Ik heb fraaie afdrukken laten vervaardigen. Zoodra ik die ontvang, zal ik u er eenigen zenden.
't Is wel toevallig dat dit tiental verschijnt op een oogenblik dat de aandacht onzer letterkundigen zich met mij bezighoudt. Zekere Sl. heeft in uw Arnhemsche krant van dien voorgevoelden datum 18 18/8 81 eenige uitdrukkingen mijner sonnetten aangetast. Dit protest werd door een letterkundig tijdschrift overgenomen en nu heeft Alb. Thym zich voor mij in de bres gesteld. Zijn verzet behelst echter meer fraaie vleiende epitheta aan mijn adres, dan wel gronden, die Sl. verslaan. De redaktie van het weekblad verwijt dit weder aan den professor en tart hem zooveel als een collegie te geven over de schoonheid der gewraakte verzen. Deze uitdaging is geschied op den dag dat nevengaande ‘Krans’ verscheen. Ik zit hier nu te wachten wat de heeren daarvan zullen zeggen en ben benieuwd hoe zij mijne ‘Joanna-poëzie’ (zooals Vosmaer haar noemt) zullen opnemen. Misschien boezemt dit ook u belang in. Ik zou u wel op de hoogte wenschen te houden, doch ben bevreesd door mijne brieven indringerig te zijn, of wel mij op te dringen. Alleen, dat gij hen mij niet onmiddellijk terugzendt doet mij vermoeden dat zij u niet ten eenenmale onaangenaam zijn en dit is mij zeer aangenaam. Gij schijnt omtrent onze briefwisseling eene andere zienswijze dan ik te bezitten. Ik buig mij.
Doch, voorwaar, in mijne brieven wordt u geen vergif ingedruppeld. Zij pogen ook geenszins u anders jegens mij te stemmen, dan uw gevoel en verstand u influistert Ik ben geen bedelaar. Niet gelijk een smeekeling sta ik voor u. Liever dan uit mededoogen b.v. te ontvangen hetgeen slechts, vrijwillig geschonken, waarde bezit, wierd ik uitgelachen door ‘my last love’. Neen - het woordje ‘love’ en al zijne vertalingen is zwak.
Mijn vers ‘Iris’ zal deze maand in het maandschrift de ‘Tijdspiegel’ worden gedrukt. Daarover heb ik u het een en ander gevraagd. Wanneer gij er iets tegen hebt mijnen naam op een briefomslag te schrijven, zoo wil ik gaarne uwe meening