Gedichten
(1914)–Jacques Perk– Auteursrecht onbekend
[pagina 225]
| |
SlotaanteekeningEn nu ten slotte: ik hoop en vertrouw, dat niemand, uitgezonderd misschien een blinde en daarom minder-intelligente Vosmaer-aanbidder, zich gekwetst zal kunnen voelen door mijn mededeelingen over en verbeteringen van de Voorrede mijns vroegren mede-uitgevers. Want ik doe voor niemand onder in erkenning der ware verdiensten van dezen vaak voortreflijken dichter, van dezen aangenamen novellist, van dezen oprechten vriend der oudheid, en, als hij goedgezind was, zeer beminnelijken mensch. Maar ik kon niet nalaten, om, nu sommigen 't maar aldoor weer over die Voorrede hadden, alsof dit, zoowel naar inhoud als naar stijl, vrij achteloos geschrevene stuk proza, dat niets is dan een journalistische gelegenheidsboutade, nog altijd iets definitief-belangrijks en voor alle tijden vast-staands over Perk bevatte, ik kon en mocht, herhaal ik, mij niet onthouden, om eindelijk en ten laatste de puntjes eens op de i's te zetten, en aan te toonen wat er, niet volgens mijn persoonlijke meening, maar objectief-gezien, aan deze blijkbaar snel op 't papier gebrachte en vluchtige Vlugmaar, jammer genoeg, ontbreekt. Mogen dan deze aanteekeningen door het publiek worden opgevat in een dergelijken geest, als waarin zij zijn geschreven: nl. met de begeerte om de waarheid te leeren kennen door iemand, die haar weten kan, want die zeker meer dan twintigmaal zoo lang en ernstig zich met Perk's werk heeft bezig-gehouden als Vosmaer ooit heeft willen of kunnen doen. En alle verstandigen zullen Perk ongetwijfeld nog hooger gaan waardeeren, dan zij reeds deden, nu zij hem door alles wat ik hier meedeelde, veel beter kunnen gaan kennen, vollediger en juister en meer als een geheel, dan dit tot dusver goed mogelijk is geweest.
WILLEM KLOOS. |
|