Gedichten(1914)–Jacques Perk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 172] [p. 172] Gouden lokken Toen sprongen ze los door het stoeien, die dartlende haren Ik woelde er doorheen met mijn vingers, Ik warde met woelende vingers. Toen hingen die lokken mij over de vingers gebogen, Zoo smijdig en slank als de slangen, Als trossen goû-regen, in slingers gebogen, Als stralen der zon, door mijn vingers gevlogen, Of tusschen de twijgen gevangen. Vorige Volgende