Gedichten(1914)–Jacques Perk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 166] [p. 166] Duif en sperwer ‘Mijn God’ - zoo sprak de duif - ‘is innig-zacht, Heeft donzen wieken, en bemint ons allen; Almachtig, heerscht hij over duizend-tallen, En houdt op ieglijk duifje trouwe wacht.’ De sperwer sprak ‘Mijn God heeft vlucht en kracht, En kan op eens uit hooger luchten vallen, En die Volmaakte laat een juich-kreet schallen, Wanneer zijn schoone neb een doffer slacht.’ Zoo keven zij: de een riep: ‘Gij lastert God’ - En de ander: ‘Gij zijt dom’ - ‘Gij wilt mij krenken’ - - ‘Godloochenaar!’ - ‘Gij drijft met God den spot!’ - Een uil, vol wijsheid, zag ik stilte wenken: Die sprak: ‘Verdraagt elkaar, en weest niet zot, Daar wij ons, àllen, God met vleugels denken.’ - Vorige Volgende