Gedichten(1914)–Jacques Perk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 125] [p. 125] LXXXVIII Wilg en popel Meen niet, dat éene deugd voor allen past! - De popel streeft omhoog met trotsch verachten Der aarde, en 't harte popelt haar van smachten Naar 't blauw des hemels, waar de vrede wast; De treurwilg nijgt èn loot èn loover-last, Die 't water zoeken met een hoopvol trachten, En lijdzaam op de blijde stonde wachten, Dat zij door golfjes worden overplast: Men moet den popel, die zich buigt, verachten, De treurwilg, die de wolken zoekt, misdoet, - Want elk moet, wat hem past te doen, betrachten: Wie, wat zijn aard beveelt, verricht, is goed: De duif zij zacht, maar de arend toon' zijn krachten, En gal zij bitter, maar de honig zoet. Vorige Volgende