Gedichten(1914)–Jacques Perk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 102] [p. 102] LXVII De burcht in puin De purpren scheemring houdt de burcht omvangen, - De glimvlieg glanst in 't mos der muur, en blauwt, - En met een gloed van liefde op rozewangen, Schenkt zij den scheidenskus aan 't puin, dat grauwt. - De krekel sjirpt van weelderig verlangen, En de echo van het puin, die 't antwoord bauwt, Noodt den geliefde met die schrille zangen, Die aanzweeft op een wiek van rossig goud: En waar, voor eeuwen, ridderzangen klonken, Staart nù de star der liefde 't zwijgen aan, En droevig zendt ze uit schemerblauw heur lonken: En weemoed fluistert zacht door de espenblaên.... De zwerver treurt, in mijmerij verzonken, Dat het verleden is voorbij-gegaan.... Vorige Volgende