Gedichten(1914)–Jacques Perk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 83] [p. 83] LI Kupris in 't woud Het woud, geworteld in de dorre blâren, Spreidt lommer met zijn loovers over 't mos, En zijner bronzen armen tempeltrots Wijdt honderd esmeralden zode-altaren: Om steen en stronken waaiert zich de varen, Zefier kust geuren uit de rozen los, En door het heilig, hemel-schragend bosch Schijnt wellust-ademend een god te waren: 't Is Kupris, wie de mirt en roze kransen, Wie maneschijn van leest en boezem licht, Wier lokkend oog in 't hart verlangen lacht, - En zeven duiven zwermen in heur glansen, - De zode zwelt, waar zij heur schrede richt.... Wee mij! ik zie Mathilde in Kupris' pracht! Vorige Volgende