De belevenissen van een muizenfamilie
(2011)–Joyce L. Pereira– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
[pagina 8]
| |
In het huis van de familie Sandel woonden vader- en moedermuis met hun vier muizenkinderen. Twee jongens, Sjompie en Lompie en twee meisjes die Miepje en Piepje heten. Hun huisje was onder een klerenkast en ze hadden het gezellig ingericht. Ze sliepen op stukjes van een oude krant, die ze eerst in kleine reepjes gebeten hadden. Dat was een mooi matras geworden waarop ze lekker konden stoeien en slapen. Een keer was vader thuis gekomen met een lapje stof en o, wat waren ze blij. Snel beten ze het ook in stukjes die ze tussen de hoop gesnipperde kranten hadden gezet. Nu was hun huisje nog mooier, vonden ze. Vader kwam altijd thuis met een verrassing. Soms was het een stuk brood, dan een zakje met wat slierten ongekookte bami of een doosje met nog één of twee koekjes erin. En als hij eens een reepje kaas mee naar huis bracht, dan was het echt feest. Het was wel niet een lekker zacht stukje, maar de buitenste kant van de kaas, die de familie Sandel niet at. Heel dom van ze, dachten de muizen, want zij vonden het juist lekker om op de weggegooide restanten van de kaas te knabbelen. Het was heerlijk om onder de kast te wonen. Die stond op twee platte latjes, waardoor ze gemakkelijk in en uit konden kruipen. Van de familie Sandel hadden ze geen last, die wisten niet dat ze daar woonden. Alleen de schoonmaakster vonden vooral de kindermuisjes niet leuk. Als ze de kamer dweilde gebruikte ze pine-oil, een schoonmaakmiddel dat sterk rook waardoor hun neus begon te kriebelen en ze wilden niezen. Maar dat mocht helemaal niet, dat hadden hun ouders verboden. Jullie moeten zo min mogelijk geluid maken, anders worden we ontdekt, had vadermuis gezegd. Omdat hij en mama al ouder waren, wisten ze hoe zij hun adem moesten inhouden tot de geur minder sterk was. Maar dat konden de kindermuisjes nog niet dus was het altijd weer een probleem. Ze lagen dan met hun kopjes onder de stukjes krant en reepjes stof. Dat was niet prettig omdat die ook kriebelden en ze bijna niet konden ademen. Wat hadden ze een hekel aan de schoonmaakster. Gelukkig dweilde ze maar één keer in de week met dat vieze spul. Als ze dat elke dag zou doen, zouden ze hun ouders vragen om te verhuizen. Maar ze vonden het onder de kast toch wel leuk, dus hielden zij zich rustig. Als de familie Sandel wist dat ze daar waren zouden ze muizenvallen in het huis zetten om ze te vangen. Als je in zo'n val terechtkwam zou je beslist doodgaan, had vader gezegd. Hij had ze uitgelegd hoe de mensen dat deden. Ze maakten een stuk kaas vast aan de val en als je ernaartoe liep en de kaas wilde pakken kwam een klep naar beneden en pats, daar lag je dan, met je kop tussen de klep. Je gaat de kaas niet eens meer kunnen proeven, want je bent dan direct dood. ‘Oei, dat is erg, dat willen we zeker niet. We zullen heel voorzichtig zijn’, zeiden de muisjes en rilden van angst. Waarom doen de mensen dat, we doen toch niemand kwaad? Het enige dat we doen, is kleine spullen meenemen om ons huisje mooier te maken, stukjes uit hun boeken en kranten bijten, in hun keuken en prullenbak gaan om lekkers te zoeken of stukjes bijten uit hun jurk of broek als ze daarop gemorst hebben. De kleren worden toch gewoon in een mand gezet en niet meteen gewassen. We eten ook niet de hele jurk of broek op, alleen maar dat deel waar er een vetvlekje is. Ze moesten juist blij zijn dat we dat doen, dan hoeven ze de vlek niet meer te wassen. En dat we aan de boeken knagen, dat hoeven ze ook niet erg te vinden, want ze hebben meer dan 100 boeken in huis. We knagen meestal aan de oude boeken, die zijn knapperiger en bovendien weten we zeker dat ze die boeken al gelezen hebben. We lopen heel zacht en maken weinig lawaai. Zij stampen met hun voeten, maken de radio en televisie zo luid aan, dat we ons eigen gepiep bijna niet kunnen verstaan. En als één van hen jarig is kunnen we liever voor die dag met vakantie gaan. Het hele huis zit dan vol mensen die door elkaar praten. Ze mochten het wel wat minder luid doen, want als wij jarig zijn is ons feest altijd rustig. Het enige dat wij doen is proberen meer etensresten uit de keuken te smokkelen, zodat we | |
[pagina 9]
| |
veel lekkers hebben om ons feest te vieren. En dat is toch niet erg? Wij nemen maar kleine stukjes terwijl zij hele broden, grote kippenbouten en nog grotere stukken kaas eten. Het lawaai dat zij maken als ze jarig zijn is wel niet leuk, maar daarna vinden we heel wat hapjes in de vuilnisbak, dus vergeven we ze maar voor al dat gedoe. We hoeven geen huishuur te betalen, dus laten we maar tevreden zijn. Over dit alles spraken vader- en moedermuis.
Van al de kindertjes was Lompie de liefste. Hij klaagde nooit, vocht niet met de anderen en was altijd tevreden. Miepje en Sjompie waren een beetje ondeugend en kregen soms een tik van hun vader. Maar de brutaalste van hen allen was Piepje. Ze was lastig en luisterde niet naar haar ouders. Ze was ook heel nieuwsgierig. Vadermuis had uitgelegd, dat hij en moedermuis erop uit zouden gaan, om wat te eten te zoeken en dat de kinderen dan onder de kast moesten blijven tot ze terug waren. Miepje, Sjompie en Lompie deden dat ook, maar Piepje niet. Zij probeerde altijd aan de voorkant van de kast te komen, om te kijken wat er in de kamer was. Haar broertjes en zusje zeiden dat het niet van mama en papa mocht, maar ze stoorde zich niet aan hen. Ze ging helemaal aan de rand van de kast staan en piepte naar buiten. Ze zag leuke dingen. Een ballenbak met gekleurde plastic ballen, knuffelbeestjes, een treintje op rails, een kleine fiets, een step en nog veel meer. Ze wist dat het de kamer was waar Errol en Susan, de twee kinderen van de familie Sandel, hun speelgoed in bewaarden. Ze speelden niet de hele dag in de kamer, want soms werden enkele spullen naar de woonkamer of de tuin gebracht. Dat wist Piepje, omdat ze vaak zat te gluren wanneer ze voetstappen hoorde. Maar o, wat vond ze al die speelgoederen leuk. Ze wilde zo graag met die gekleurde ballen spelen. En wat zou ze blij zijn om één van die knuffelbeestjes van dichtbij te zien. Ze zou lekker aan hem kunnen knabbelen en misschien één van zijn oortjes afbijten en naar huis meenemen. Misschien zelfs beide oortjes. Hij zou niet schreeuwen, niemand zou het horen, want ze wist dat die knuffelbeestjes niet konden praten. Susan sprak vaak met ze en ze gaven nooit antwoord, dus zo wist ze het. ‘Als mama en papa thuiskomen, zeggen we dat je weer aan het piepen was’, zeiden haar broers en zusje. ‘Doe dat dan maar, ik zal gewoon zeggen dat jullie jokken en braaf zijn als ze terugkomen’, zei ze dan brutaal. Toen ze haar ouders zag aankomen rende ze meteen onder de kast en deed alsof ze sliep. Ze hoorde hoe de anderen vertelden wat ze had gedaan, maar omdat ze rustig lag te slapen, konden haar ouders het niet geloven. Maar toen ze de lekkere geur van een stuk krentenbol rook, was ze klaarwakker.
Ze vonden het een beetje saai om de hele dag onder de kast te blijven, maar omdat ze nog klein waren mochten ze nog niet rondwandelen. We gaan jullie eerst leren waarop jullie moeten letten, welke gevaren er daar buiten zijn en waar er lekkere hapjes te vinden zijn. Maar jullie moeten nog een beetje groeien en sterke pootjes krijgen, zodat jullie sneller kunnen rennen. Nog een paar weekjes, dan is het zover dat jullie met ons mogen meekomen. Wachten jullie dus maar rustig af, had vader gezegd. Miepje, Sjompie en Lompie begrepen hem meteen, maar Piepje keek boos en zei: ‘We hoeven echt niet zo lang te wachten hoor papa. Kijk, ik kan zelf al op één poot staan’. Ze ging toen inderdaad op een poot staan en viel, holderdebolder, meteen omver. Haar broers en zusje lachten haar uit en dat vond ze helemaal niet leuk. ‘Ze is echt lastig’, zei moedermuis, maar moest ook lachen toen ze het rode gezichtje van haar dochtertje zag. De volgende dag gingen de ouders weer weg om voedsel te zoeken. De kinderen bleven thuis. Srrrp, srrrp, srrrp, hoorden ze plotseling. Dat is die vervelende schoonmaakster, dachten ze. Ze is weer bezig met die lange stok met een borsteltje eraan. Piepje had een keer gezien dat ze een lang koord in een stopcontact had gezet en een knopje had gedrukt. Ze hield de stok vast en begon ermee te vegen. Alle kleine propjes en stof | |
[pagina 10]
| |
werden dan opgezogen en verdwenen door een buis in een plastic bak. Piepje had gehoord dat ze deze lange stok en bak een stofzuiger noemde. Haar ouders hadden hen gewaarschuwd dat ze helemaal achter de kast moesten rennen als ze de stofzuiger hoorden, anders zouden ze ook meegezogen worden en zeker weten dood gaan. Daarom waren ze ook bang als ze dat geluid hoorden en bleven dus rustig liggen. Gelukkig was ze nogal lui en stak de stok niet helemaal onder de kast. ‘Laat ze maar snel doen, want ik krijg kippenvel van dat geluid’, zei Miepje zachtjes. Na een tijdje hoorden ze niets meer en wisten dat de schoonmaakster klaar was met haar werk. Piepje kroop weer naar de rand van de kast om naar buiten te kijken. Het ziet er wel schoon uit. Alle propjes en stof zijn weg. De hele kamer is schoon, maar dat vind ik niet mooi. Hoe rommeliger, hoe gezelliger, dacht ze. Ze zag Errol in de kamer komen om zijn step te pakken. Ze vond hem wel een leuke jongen en wilde graag ook een ritje met hem op de step maken. Maar natuurlijk zouden haar ouders dat niet goed vinden. Wat is het saai hier onder de kast, dacht ze. Toen Errol weg was rende ze snel naar de ballenbak en nam een mooie rode bal. Ze rolde het met haar snuit onder de kast. ‘Wat heb je gedaan? Je bent naar buiten gegaan, terwijl je weet dat het niet mag’, zei Sjompie. Miepje keek haar ook boos aan. ‘Hou jij je mond, want jij bent een keer ook naar buiten gelopen en op de fiets van Susan gaan zitten. En jij Miepje, hebt ook eens met de trein gespeeld, dus moet jij ook je mond houden’, zei ze. Maar kort daarna vergaten ze allemaal dat Piepje zo ondeugend was en speelden ook gezellig mee. Toen hun ouders thuiskwamen en de bal zagen wisten ze meteen dat Piepje die had gepakt. Ze kreeg een draai om haar muizenoortje van vader en moest voor straf in de hoek gaan zitten. Na een tijdje riep vadermuis ze alle vier en zei dat ze over drie dagen voor het eerst met hun ouders mee mochten om de rest van het huis te zien. ‘Jullie moeten wel voorzichtig zijn, geen lawaai maken en precies doen wat wij zeggen’, legde hij uit. ‘Waaaauw, eindelijk, eindelijk mogen we mee, hiep hiep hoeree’, piepten de kleine muisjes.
De grote dag brak aan. Het was al avond. Het is beter om 's avonds voedsel te zoeken. Als jullie ouder zijn zullen jullie ook leren om overdag rond te lopen, had vader gezegd. De kamerdeur was niet helemaal gesloten. Voorzichtig liepen ze achter hun ouders de kamer uit. Ze keken hun ogen uit. Wat hadden die mensen veel spullen in huis. Ze liepen eerst door de woonkamer. Ze zagen mevrouw Sandel op een bank van glimmend zwart leer zitten. Ze keek naar een kast waar een heleboel gekleurde beelden uitkwamen. ‘Dat is de televisie’, fluisterde papa. Maar Piepje keek naar de zwarte bank en dacht hoe heerlijk het zou zijn om eraan te knagen. Op de vloer naast de bank was een mandje met heel wat gekleurde bolletjes garen. ‘Mevrouw houdt ervan om bloemen en andere figuren te borduren op jurken en tafellakens’, legde vader uit. ‘Kan je proberen een bolletje voor ons te nemen, papa?’ vroeg Lompie zachtjes. ‘Vandaag niet, het is nu veel te gevaarlijk’, zei hij. Meneer Sandel zat in een luie stoel en was bezig een boek te lezen. Op een tafeltje naast hem lagen nog enkele boeken. ‘Hij is altijd bezig met boeken omdat hij les op een hoge school geeft’, zei vadermuis zachtjes. Wat zien de boeken er mooi uit. Ik zou echt niet uit ze willen lezen, maar het zal heerlijk zijn om een paar blaadjes uit ze te bijten, dacht Miepje. Want Piepje was wel de ondeugendste van hen allen, maar de andere kindertjes deden ook wel stoute dingen. Ze zagen Errol uit een kamer komen. Hij liep naar een grote witte kast en schonk iets geels in een glas. ‘Dat is de ijskast en hij schenkt vruchtensap in het | |
[pagina 11]
| |
glas’, legde moedermuis uit. ‘Is dat lekker?’ vroeg Lompie. ‘Dat weet ik niet, ik heb het nog nooit geproefd en ik kan de ijskast ook niet openmaken’, antwoordde mama. Ze zagen Susan niet, misschien sliep ze al. Ze liepen achter elkaar tegen de wand van het huis, want ze mochten niet gezien worden. ‘Wat is dat daar?’ vroeg Sjompie. ‘Dat is het gasfornuis. Daar moeten jullie voorzichtig mee zijn. Daar koken ze op. Als het aan is moeten jullie uit de buurt blijven, want het is zo heet dat je binnen één minuut verandert in een geroosterd muisje. Maar als het uit is kan je soms de lekkerste dingen daar vinden’, zei moedermuis. ‘Laten wij dan direct ernaartoe gaan’ zei Piepje en wilde al wegrennen. ‘Rustig kind, zo moet je het niet doen. Eerst naar links en dan naar rechts kijken. Als het veilig is mag je ernaartoe’, legde vader uit. Voorzichtig liepen ze naar het gasfornuis en gingen door een spleet in de oven en vonden inderdaad heerlijke stukjes geroosterd vlees in een pannetje. Ze namen allemaal een klein stukje en | |
[pagina 12]
| |
begonnen terug te lopen. ‘Waar is Piepje’, vroeg moeder plotseling. Ze was niet achter ze. Vader liep terug naar de oven en zag Piepje uitgebreid tussen de stukjes vlees zitten, terwijl ze gulzig zat te eten. ‘Heb ik je niet gezegd dat je ons moet volgen. Jij bent altijd zo ondeugend, kom gelijk mee’, zei hij. Ze nam een groter stuk vlees dan wat haar broers en zusje hadden meegenomen. Zonder dat de familie Sandel iets merkte kwamen ze weer in hun huisje onder de kast. Toen ze al binnen waren zagen ze dat Piepje nog een halve meter voor de kast was en met veel moeite het grote stuk vlees meesjouwde. Haar vader hoorde voetstappen en rende snel om haar te helpen. Met vlees en al sleurde hij haar naar binnen. Net op tijd, want daar zagen ze Errol, die een knuffelbeestje kwam halen. ‘Doe dit nooit meer hoor Piepje. Neem niet zo'n groot stuk vlees als je het niet kan dragen. Wees niet zo gierig. Als je dat nog eens doet, mag je de volgende keer niet meer mee’, zei hij boos. Piepje beloofde dat, want ze wilde echt weer terug. Er was zoveel te zien in dat huis en ook veel te eten.
Zo namen vader- en moedermuis de kinderen af en toe mee op hun wandelingen door het huis. Ze vonden het elke keer weer leuk, maar waren ook voorzichtig. Op een dag kregen ze de schrik van hun leven. Nog steeds beefden ze als ze aan die avond dachten. Ze waren weer bezig voedsel te zoeken. De deur van een kast onder het aanrecht was op een kier open. Lompie rook iets in de kast en wipte snel naar binnen om te kijken wat het was. Hij snuffelde rond en zag een pakje met gele blokjes. Hij wist dat het maggiblokjes waren, want vader had eens drie mee naar huis genomen en dat vond hij lekker. Hij probeerde de zak open te knagen, maar oei, wat was dat moeilijk. Z'n tandjes waren nog niet zo sterk. Plotseling werd de deur met een smak dichtgeslagen. Daar zat hij dan, in de kast. Hoe moest hij eruit. Hij keek overal, maar zag geen enkel gaatje waar hij uit kon. Hij begon te zweten, beefde en deed van schrik een poepje. Wat gaat er met mij gebeuren, hoe kom ik eruit. Ik wil terug naar mijn familie, dacht hij. Help, help, piepte hij heel zachtjes. Hij kon niet te hard roepen, want dan zou iemand uit het huis hem misschien horen en ze zouden dan zeker proberen hem te pakken te krijgen. O, wat zullen mijn ouders boos zijn. Ik wilde snel in de kast en er weer snel uit, maar hoe kon ik weten dat ze de deur dicht zouden maken, dacht hij en begon van angst te huilen. Buiten zaten moeder, vader en de andere muisjes ook bang te kijken. Ze hadden gezien dat Lompie in de kast was gegaan en hadden ook gedacht dat hij er weer snel uit zou komen. Toen zagen ze mevrouw Sandel naar de kast toelopen en de deur dichtdoen. Ze dachten dat hij misschien een gaatje zou vinden, waar hij uit zou kunnen komen. Maar ze stonden nu al een hele tijd daar, maar Lompie zagen ze niet. Moedermuis begon te huilen en zei: ‘O, wat vreselijk. M'n arme kind, wat zal hij bang zijn in de kast. Hij is van al mijn kinderen de liefste en nu overkomt dit hem. Al zouden we met z'n allen proberen de deur open te krijgen het zal ons nooit lukken, dat weet ik. O, wat moeten we doen’. Vadermuis troostte haar en zei dat ze rustig moest blijven. Maar zelf was hij ook heel erg ongerust. Bevend zaten ze te wachten. Plotseling hoorden ze voetstappen. Ze zagen meneer Sandel in de keuken komen. Hij nam een theezakje uit een doos en zette de pot met suiker op de eettafel. Hij drukte op een knopje en ze hoorden water borrelen. Dat is de ketel, hij gaat een kopje thee maken, dacht vader. Meneer Sandel bukte zich en deed de deur van de kast, waar Lompie in zat open en nam een kop eruit. Hij maakte de thee klaar en lette verder niet op. Plotseling zagen vader, moeder en de andere muisjes Lompie snel uit de kast komen en naar ze toe rennen. Hij was er nauwelijks uit of meneer Sandel deed de deur weer dicht. Oei, dat was op het nippertje. Helemaal bezweet en nog bibbe- | |
[pagina 13]
| |
rend klampte hij zich vast aan zijn moeder. Hij vertelde wat er gebeurd was en vroeg of ze boos op hem waren. ‘Nee hoor lieverd, dat kon ons allemaal overkomen. We zijn juist blij dat je gezond en wel weer bij ons bent, maar wees voortaan voorzichtiger’, zei moeder en omhelsde hem.
Zo gingen de dagen voorbij in het huis waar ze gratis woonden. Alles was rustig, ze hadden genoeg te eten, hun huisje onder de kast was lekker warm en het belangrijkste was dat niemand ze nog had ontdekt. Ze zouden daar dus kunnen wonen tot ze 100 jaar oud werden. Alleen van de schoonmaakster hadden ze last, met haar pine-oil gedoe en wanneer ze bezig was met de stofzuiger. Gelukkig deed ze dat maar één keer in de week. ‘Ze moeten haar met pensioen sturen, dan hebben we geen last meer van haar’, mopperde Piepje. ‘Doe niet zo dom, als ze haar met pensioen sturen, nemen ze een andere in dienst, dus blijft alles precies hetzelfde. Wees maar blij dat deze de stok van de stofzuiger niet helemaal onder de kast steekt, anders waren we allang in de plastic bak’, zei Miepje heel rustig. ‘Waarmee speel je eigenlijk Piepje?’ vroeg Sjompie. Hij zag dat ze een blauw ding in haar pootjes had. Hij snuffelde eraan. Het rook nogal vies, maar dat vond hij juist lekker. En dat vond Piepje zeker ook, want ze hield het stevig vast. ‘Dat is een sok van Errol. Die heeft hij in onze kamer laten liggen. Hij kwam zijn step halen en trok zijn schoenen en sokken uit. Omdat ik altijd gluur, heb ik het gezien. Toen hij weg was heb ik snel een sok gepakt. Eigenlijk wilde ik ook één van zijn schoenen nemen, maar die was te zwaar’, zei ze. ‘Dat is erg dom van je. Nu gaan ze zeker naar de sok zoeken en misschien kijken ze onder de kast als die daar is. Breng het meteen weg’, zei Sjompie. ‘Laat mij nog even eraan knabbelen, dan leg ik het wel terug’, zei ze. Dat deed ze, maar toen waren er drie gaten in de sok.
Op een keer waren hun ouders in de ochtend weg om op bezoek te gaan bij de buren, waar ook een muizenfamilie woonde. Toen ze thuiskwamen zagen de kindermuisjes meteen dat er iets aan de hand was. Moeder was bleek en vader keek heel ernstig. Ze durfden niets te vragen en bleven in een hoek zitten. Ze hadden deze keer geen lekkers meegebracht, niet eens een blad uit een boek of een strikje van Susan. Helemaal niets. En dat vonden de kinderen vreemd. Plotseling begon vadermuis te praten en zei: ‘Kinderen er is een probleem, een groot probleem. Meneer en mevrouw Sandel weten nu dat er een muizenfamilie in hun huis woont. Toen we naar huis kwamen hebben we ze horen praten. Meneer zei dat delen van zijn boeken afgeknaagd waren, dat de veters van zijn schoenen waren doorgebeten en dat hij zijn scheerkwast nergens kon vinden. Mevrouw vertelde dat ze had ontdekt dat sommige kleren gaten hadden en haar poederkwast aan stukken was gebeten. Ze miste ook maggiblokjes en had een pak koek gevonden, dat ze nog niet had opengedaan, maar waaraan geknabbeld is. De schoonmaakster had haar gezegd dat ze muizenpoep in de keukenkast had gezien en dat ze de sok van Errol in de speelkamer had gevonden en er drie gaten in waren. Als er aan boeken, sokken en andere dingen geknaagd wordt en er muizenpoep in huis is mevrouw, dan zijn er ook echte muizen hier. Dat weet ik zeker. U moet er snel wat aan doen, want misschien zijn het nu nog niet zoveel, maar voor u denkt is het een hele familie, met alle ooms, tantes, oma's, opa's, neven en nichten, had ze nog gezegd. Je hebt gelijk Betsie, hoorden we mevrouw Sandel zeggen. Ik ga er wat aan doen. ‘Wat gaat ze doen, wat gaat ze doen. Gaat ze muizenvallen zetten?’ vroegen Sjompie, Miepje, Lompie en Piepje tegelijk. Ze waren vreselijk bang. ‘Nee, geen muizenvallen, maar iets dat nog erger is’, zei vader. Hij vertelde | |
[pagina 14]
| |
verder dat mevrouw had besloten een grote kat in huis te nemen. Een zwarte, die ze van een vriendin kon krijgen. Ze wilde hem eerst niet, maar nu er zo te zien muizen in het huis waren, zou ze hem gaan halen. Morgen al. Ze vond het ook erg dat ze Errol een standje gegeven had, terwijl hij zei dat hij geen gaatjes in zijn sok had gemaakt. Geschrokken keken de kindermuisjes hun ouders aan. Vader had hun eens verteld dat de kat één van hun grootste vijanden is. Ze hadden er zelf nog nooit één gezien, maar vader had gezegd dat het een groot beest is, wel duizend maal zo groot als zij. Hij heeft een grote kop met snorharen, groene ogen en spitse oren. En z'n poten zijn groot en hebben scherpe nagels. Als hij een muis in zijn poot krijgt, kan hij die heel erg veel pijn doen. En nu zou mevrouw zo'n kat in huis nemen om zo hun muizenfamilie te verjagen of zelf op te eten. ‘O, o, wat een probleem. Wat moeten we doen’, zeiden de muisjes. Ze kropen dichter bij hun ouders, zo bang waren ze. ‘Rustig, rustig. Als we nog voorzichtiger zijn, kunnen we toch nog hier blijven wonen. De opening onder de kast waar we zijn is smal, dus kan de kat er niet onder. Jullie moeten nu heel erg braaf zijn. Je moeder en ik zullen zoveel mogelijk voor voedsel zorgen. Blijven jullie maar hier, dan kan er niets gebeuren. Jullie hebben hier genoeg ruimte om te spelen’, zei vader. Ze waren nu een beetje gerustgesteld en rilden niet meer zo erg. Alleen Piepje was niet tevreden. Ze was ook wel bang over wat ze gehoord had, maar de hele dag thuisblijven, dat vond ze toch wel erg. Ze hield van de uitstapjes door het huis. Ze had nu wel een beetje spijt dat zij meneer zijn veters had stukgebeten en dat ze ook aan zijn boeken had geknaagd. Maar hij had zijn schoenen ook zomaar laten slingeren, dus had ze gedacht dat hij ze niet meer zou dragen. En dat hij zo boos was over die boeken begreep ze niet. Zij en haar broers en zusje hadden toch maar kleine stukjes afgebeten en niet het hele boek opgegeten? Ze vond hem echt kinderachtig om daarom boos te worden. Dat ze gaatjes in Errol zijn sokjes had gemaakt, vond ze wel erg. Nu had hij een standje gehad terwijl hij niets had gedaan. Als ze hem om vergiffenis kon vragen had ze het zeker gedaan, want ze hield toch van die jongen. Gelukkig had ze die pop van Susan niet gebeten, dat zou nog erger zijn, want Piepje wist dat Susan erg veel van haar pop hield. Maar zij was niet alléén de schuldige van al deze dingen, want haar broers en zusje hadden ook ondeugende dingen uitgehaald. Zelfs vader en moeder, want die brachten ook spullen mee naar huis, zoals de scheerkwast van meneer, de lapjes stof en maggiblokjes van mevrouw. Maar zij en haar familie hadden het niet met opzet gedaan. Ze moesten toch ook eten? En ze hadden toch ook spullen nodig om mee te spelen? Ik zal de schoonmaakster nooit vergeven dat ze mevrouw zo heeft opgehitst. Wat zal het nu saai worden. Aan dat alles dacht Piepje. Haar broers en zusje waren er al aan gewend dat ze nu meer thuis moesten blijven, maar zij zat de hele dag te klagen en te klagen.
Een keer toen hun ouders weer op bezoek waren bij de buren, besloot Piepje om even van onder de kast te kruipen om een wandelingetje door het huis te maken. Ze verveelde zich. Als ze heel voorzichtig deed, zou er niets gebeuren, dacht ze. Rond vijf uur in de middag, toen haar broers en zusje een dutje deden, kroop ze stilletjes weg. Ze liep langs de wand van de kamer en kwam in de woonkamer terecht. Ze zag dat mevrouw bezig was te borduren terwijl ze naar de radio luisterde. Meneer lag lekker lui op de ligbank en vertelde zijn vrouw een of ander verhaal. Ze lachte. Susan speelde met haar pop en Errol was bezig in een schrift te schrijven. Eigenlijk zijn het leuke mensen, vond Piepje. Ze zou voor altijd bij ze willen blijven wonen, vooral als ze nooit meer een schoonmaakster in huis zouden hebben. Ze liep naar de keuken om te kijken of ze iets te eten kon vinden. Ze | |
[pagina 15]
| |
rook kaas, ja, dat was de geur van kaas. Ze had al in geen weken kaas gegeten. Ze ging op zoek. De geur kwam van de eettafel. Ze klom langs de poot van de tafel en zag dat er inderdaad kaas op een blad was. Maar o, ze hadden een glazen deksel erop gezet. Hoe zou ze dat deksel moeten weghalen om een stuk kaas te nemen? Dat zou ze niet kunnen, daar had ze nooit de kracht voor. Ze snoof aan het deksel en begon te watertanden. Alleen de geur kon ze ruiken, maar de kaas kon ze jammer genoeg niet eten. Dan maar niet, dacht ze. Teleurgesteld zakte ze weer naar beneden en keek om zich heen. Alle deuren van de keukenkasten waren gesloten. Ze ging in de oven, maar zag geen enkele pan of schaal, dus daar was er ook niets te vinden. Ze liep verder en kwam in het washok terecht maar had geen zin om daar te blijven want de wasmand was leeg. Ze trippelde naar de logeerkamer maar wist dat ze daar eigenlijk geen lekkers zou vinden. Er waren geen gasten, de kamer was leeg. Geen gasten dus ook geen hapjes. Ze wilde net uit de kamer lopen, toen ze plotseling een groot zwart beest voor zich zag staan. Hij had zijn rug hoog naar boven getrokken en ze kon zijn scherpe tanden duidelijk zien. Zijn groene ogen keken haar boos aan. Hij maakte een grauwend geluid en stond maar naar haar te kijken. Oei, dat is de kat. De kat die mevrouw in huis had gehaald om de muizen te zoeken. De kat waarover haar vader had verteld. De kat die haar, als hij haar in zijn klauwen had, zou doodknijpen. Ze begon te beven van angst en wist niet wat te doen. De kat maakte een beweging in haar richting. Snel sprong Piepje opzij. Ze had geluk. Zijn poot was bijna op haar terechtgekomen. Ze rende door de kamer, botste tegen de muren, maar waar ze ook ging, de kat bleef achter haar aankomen. Hij grauwde en stak elke keer zijn poot uit om haar te pakken. Ze rilde van angst, kroop onder het bed, maar de kat kroop achter haar aan. Ze probeerde in de klerenkast te komen maar die was op slot. Ze zag de kaptafel en sprong erop en weer zat de kat haar achterna. Door al dat geren werd ze zo moe en kon bijna niet ademen. Haar kopje deed ook pijn, doordat ze tegen de muur was aangekomen. Toen ze het al bijna wilde opgeven zag ze tussen het bed en een kleine kast een smalle spleet. Ze kroop in de spleet en verschool zich erachter. De kat kwam voor de spleet staan en bleef haar boos aankijken. Hier ben ik voorlopig veilig, want hij is zo groot dat hij niet door de spleet kan, dacht ze. Maar hij bleef zitten en op haar loeren. Piepje keek naar hem en beefde nog steeds, al wist ze dat hij haar nu niet zou kunnen pakken. Ga weg, lelijke kat, ga weg, laat me met rust, dacht ze bibberend. Maar de kat dacht er helemaal niet aan om weg te gaan. Ze moet er eens uitkomen, dan pak ik haar, dacht hij en ging rustig voor de spleet liggen. O, wat gaat er met mij gebeuren. Was ik maar niet zomaar weggelopen, dacht Piepje.
Ondertussen waren haar ouders thuisgekomen en hoorden van de andere muizenkindertjes dat Piepje er niet was. ‘Ze is zeker een wandeling door het huis gaan maken. We hebben het verboden, maar natuurlijk is zij het weer die ongehoorzaam is. Ik zal haar maar gaan zoeken’, zei vader. Voorzichtig liep hij door het huis. Hij keek overal, maar zag haar nergens. Ze was niet in de woonkamer, niet in de keuken, niet in de studeerkamer en ook niet in het washok. Dat waren de plaatsen waar er meestal iets te eten was. Hij begon nu ongerust te worden. Waar kan ze zijn? dacht hij. Hij liep langs de slaapkamers en maakte zachte piepende geluidjes, maar kreeg geen antwoord terug. Hij was al bijna door alle plekken gerend toen hij aan de logeerkamer dacht. Voorzichtig liep hij er naar toe. Hij gluurde door de half geopende deur en tot zijn grote schrik zag hij de zwarte kat voor een kleine kast liggen. Hij sliep niet, maar keek naar iets. Vader muis luisterde aandachtig en hoorde het angstige gepiep van zijn dochter. O, ze zit in de val. De | |
[pagina 16]
| |
kat gaat daar blijven tot ze van vermoeidheid of honger eruit zal komen. Dan pakt hij haar zeker en ben ik mijn kleine meid kwijt. Ik moet iets doen, al is ze nog zo ondeugend, dacht hij. Hij begon van angst ook te zweten. Rustig, rustig, denk goed na wat te doen, sprak hij tot zichzelf. Toen kreeg hij een idee. Zachtjes liep hij naar de mand met borduurspullen van mevrouw Sandel. Zonder dat ze het zag nam hij een bolletje garen en liep ermee naar de logeerkamer. Hij hield het uiteinde in zijn poot en rolde de bol naar de kat toe. Hij maakte piepende geluidjes zodat zijn dochter zou begrijpen dat hij er was om haar te helpen. Hij hoopte dat ze het zou horen. Vadermuis wist dat katten graag met bolletjes garen speelden, dus was dit de enige manier hoe hij zijn dochter kon redden. De kat zag het bolletje, keek ernaar en dacht: moet ik blijven wachten op het muisje of met het bolletje spelen. Vader trok langzaam aan het touw en het bolletje rolde naar voren. De kat stond nu met zijn rug naar Piepje. Ze deed voorzichtig een paar stapjes naar voren en zag hoe de kat langzaam achter het bolletje aanliep. Ze had het gepiep van haar vader begrepen en zonder dat de kat het zag, rende ze de deur uit. Daar zag ze haar vader staan. De kat was Piepje helemaal vergeten en speelde naar hartelust met het bolletje garen. Hij zal zeker op zijn kop krijgen als mevrouw Sandel dat ziet, dacht vadermuis. Snel bracht hij Piepje naar hun huisje onder de kast. Ze beefde en huilde en vroeg haar ouders haar te vergeven. Ze was nog nooit zo bang geweest en wist nu zeker dat ze haar gedrag zou veranderen.
Toen alles weer rustig was, riep vader ze bij elkaar en zei: ‘We wonen hier al een hele tijd, we hebben een leuk huis, goed te eten, hoeven geen huishuur te betalen en de mensen hier zijn ook lief’. ‘Behalve de schoonmaakster’, zeiden de kleine muizen. Vader ging verder: ‘We hebben wel wat vervelende dingen met ze uitgehaald, maar wij muizen mogen toch ook wel wat plezier hebben? Maar nu ze een kat in huis hebben zal het heel moeilijk worden om hier te blijven. Jullie worden ook groter en kunnen niet de hele dag thuisblijven. Ik heb besloten dat we gaan verhuizen’. ‘Verhuizen? Waar naartoe dan vader?’ vroegen de kindertjes tegelijk. ‘We zullen in het berghok, buiten op het achtererf gaan wonen. De familie Sandel komt niet zo vaak daar. Meneer komt één keer in de maand de grasmaaier halen om te maaien en mevrouw komt er af en toe in om haar fiets te nemen, als er eens een fietstocht gehouden wordt. Daar bergen ze dingen op die ze niet elke dag gebruiken. Het is een goede plek om te wonen. Ik ben er al een paar keren in geweest. Er is ook een mooie grote kast in het berghok en daaronder kunnen we gaan wonen. We zullen proberen alles netjes te houden. Natuurlijk moeten we ook eten. Ze hebben een vuilniston buiten en het deksel heeft kleine gaatjes. Ik zal dan uit de ton etensresten halen. Die zullen er zeker zijn want Susan eet nooit alles op wat haar moeder voor haar opschept. Voor de kat hoeven we ook niet bang te zijn, want die is zo deftig dat hij alleen maar op zijn kousenvoetjes door het huis wil rondlopen. Misschien brengt mevrouw hem terug vanwaar hij komt, als ze merkt dat hij nog geen enkele muis gevangen heeft. En de schoonmaakster zal ons ook niet meer lastig vallen want zij werkt alleen in het woonhuis. We blijven rustig in het hok, dat lijkt me een veilige plek’ legde vader uit. ‘Wat denken jullie ervan?’ vroeg hij. ‘Dat is geen gek idee, papa. Je hebt gelijk. Het is leuk in het huis van de familie Sandel, maar we mogen ze geen problemen meer geven. We gaan ze wel missen’, zei Piepje en de andere muizenkinderen vonden dat ook. ‘Maar dat hoeft geen probleem te zijn. Meneer en mevrouw komen er af en toe, Susan en Errol fietsen graag op het erf, dus zullen we hen toch nog kunnen zien. En Piepje, wees voortaan tevreden met wat je hebt en ook niet zo nieuwsgierig. Zorg ervoor dat je voorzichtig bent bij alles wat je doet’, zei vader. Ja, papa, dat | |
[pagina 17]
| |
beloof ik en ik zal ook proberen niet teveel aan de spullen in het berghok te knagen’, antwoordde ze. Zo verhuisde de muizenfamilie uit het woonhuis van de familie Sandel. |
|