Bijdragen tot de geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 3
(1884)–Georg Penon– Auteursrecht onbekend
[pagina 205]
| |
[pagina 207]
| |
Nalezingen en verbeteringen bij de drie deelen.I. Bijdragen, I, 3 en 4.Van den tweeden druk van het Eerste Deel der Verscheyde Nederduytsche Gedichten bestaan ook exemplaren, die in plaats van Tot Leyden enz. of t' Amsterdam enz. op den titel hebben: t' Enchuysen, Voor Jan Lelivelt, Boeck-verkooper in de Oude Westerstraet, over de Kerck-straet. Anno 1659. Mr. A. van Wessem te Tiel, die een exemplaar dezer uitgave bezit, stelde mij in de gelegenheid het met de beide andere uitgaven te vergelijken. Het bleek mij dat het verschil ook hier alleen in het adres op het titelblad bestond. | |
II. Bijdragen, I, 20.Van der Burghs lofdicht op Daniel Mostarts Nederlandtschen Brief-schryver was ook in 1644 uitgegeven in den in Bijdragen, II, 39 en 40 vermelden druk van Westerbaens Minne-dichten. | |
III. Bijdragen, I, 22.Bij het hier vermelde leze men Bijdragen, III, 106. | |
IV. Bijdragen, I, 33.In den (nieuwen) Catalogus der Bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, Tweede Gedeelte, Aflev. I, 337 worden de letters J.K. verklaard door Jacob Kolom. Dan zou dus de verzamelaar tegelijk de uitgeverboekhandelaar zijn. Hoewel er veel voor de gissing pleit, blijft toch altijd de zwarigheid bestaan dat Colom zijnen naam met C en niet met K schreef. Ook de Decker schrijft steeds Colom en niet Kolom (zie Bijdragen, II, 143 en 145). | |
[pagina 208]
| |
V. Bijdragen, I, 35, noot 2.Men vergelijke thans den derden druk van Jonckbloets Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde, Deel IV, bl. 118. | |
VI. Bijdragen, I, 45.Van Martinius' Treur-gedicht bestonden reeds twee uitgaven, voordat het in de Verscheyde Nederduytsche Gedichten gedrukt werd. Dit blijkt uit den (nieuwen) Catalogus der Bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, Tweede Gedeelte, Aflev. I, 339. | |
VII. Bijdragen, I, 82.Men vergelijke nog over de verschillende redacties van de handschriften der Historia Apollonii regis Tyri een artikel van O. Riemann, Note sur deux manuscrits de l' Historia Apollonii Regis Tyri, in de Revue de Philologie, Nouvelle Série, Tome VII (1883), p. 97-102. | |
VIII. Bijdragen, I, 86, noot 1.In deze noot heb ik eene vergissing begaan. De schrijver van Le Manuel du libraire is Jacques Charles Brunet, en die van La France littéraire au XVe siècle Gustave Brunet. | |
IX. Bijdragen, I, 119.Er bestaat nog eene andere bewerking in het Nederlandsch van den Roman van Apollonius. De titel daarvan is: De Wonderlyke Gevallen van Apollonius van Tyr. T' Amsterdam, By Isaac Trojel, Boeckverkoper op 't Rokkin, in M. Antonius. 1710. Het werkje is opgedragen aan Jan Munter Cornelis, ‘Geheimschryver van de vermaerde koopstad Amsterdam’. De Uitgever (I. Trojel) zegt in die opdracht het volgende aangaande zijn | |
[pagina 209]
| |
verhaal: ‘Deszelfs inhoud en schryfaart is niet wytlopig, maar kort bepaald, vervattende nogtans, met wel ter slaags komende spreekwyzen doorvlogten, alle de Wonderlyke Gevallen van den deugdryken en niet minder edelmoedigen Prins, Apollonius van Tyr. t' Is een verhaal, zo als ik my laat voorstaan, dat wel waardig is om doorbladerd te worden, en 't welk door deszelfs aangename en beknopte tusschenvallen, gantsch niet verdrietig, maar zeer genoegelyk zal voorkomen.’ Deze Wonderlyke Gevallen bevatten de geschiedenis van Apollonius, zoo als die ook in de Historia medegedeeld is. In den regel is in den loop van het verhaal weinig verandering gebracht. De schrijver der Wonderlyke Gevallen vond de geschiedenis niet avontuurlijk genoeg, en heeft daarom hier en daar zijnen held nog meer avonturen doen beleven (‘de tusschenvallen’). De vertelling, zooals die in de Historia is gegeven, is als 't ware zijne bron. Hij neemt echter zelden iets woordelijk over; hij gaat zijn eigen gang, en voegt, waar hij er kans toe ziet, in zijn verhaal moralisaties en betoogen in. De wijze van vertellen komt geheel overeen met die van de toen zeer verspreide volksromans of volksverhalen, b.v. met die in Prins Kalloandro. In de ‘Voorreden’ zegt de bewerker dat hij zich van ‘eenige in 't Latyn vertaalde Overblyfzelen als een schriftelyke onderrigting bediend’ heeft, en noemt hij de uitgave van Marcus Welser. Bij onderzoek is mij gebleken dat de bewerker dezer Wonderlyke Gevallen nergens toont de Gesta Romanorurn of het Volksboek te hebben gebruikt. Waar het verhaal in de Historia en in de Gesta verschilt, volgt hij steeds de Historia. Men vergelijke de Wonderlyke Gevallen, bl. 21, 60, 116 en 118 met den door mij uitgegeven tekst van het Volksboek, bl. 136, r. 9; bl. 148, r. 25 en bl. 182, r. 2. Deze bewerking, die bij Trojel verscheen, komt weinig voor. Een exemplaar daarvan is in het bezit van Mr. A. van Wessem te Tiel, die mij op het bestaan van deze Gevallen van Apollonius opmerkzaam maakte. | |
[pagina 210]
| |
X. Bijdragen, II, 10.Voor het sub a medegedeelde vergelijke men nu Bijdragen, III, 118 vgg. Men lette daarop ook bij het lezen van Deel II, bl. 18. | |
XI. Bijdragen, II, 32 en 33.Het hier vermelde is uitvoeriger behandeld in Bijdragen, III, 122-171, waar de brieven van Mr. Cornelis Cloeck aan Geeraerdt Brandt worden besproken. | |
XII. Bijdragen, II, 38.Men verandere in regel 23 v. bov. frustra in frusta, en plaatse achter tibi in regel 25 een punt. | |
XIII. Bijdragen, II, 50, noot 1.Ulricia is eene drukfout voor Utricia. - Eveneens verandere men in II, 29 het (uit van Lennep overgenomen) woord Goedenbergh in Goedesbergh. | |
XIV. Bijdragen, II, 58.Martinius' Triumphe der Opstandinge was reeds vroeger, en wel in het Eerste Deel der Verscheyde Nederduytsche Gedichten, bekend geworden. Zie Bijdragen, I, 45. | |
XV. Bijdragen, II, 87, noot 2.De vraag, die hier gedaan wordt, is beantwoord in Bijdragen, III, 40. | |
XVI. Bijdragen, II, 88, noot 1.De Heer J.G. Frederiks te Amsterdam heeft mij medegedeeld dat Gaspar van Baerle ook nog eenen broeder Cornelis had. De mededeeling van Mr. P.S. Schuil, waarop ik wees, is dus onjuist. | |
[pagina 211]
| |
XVII. Bijdragen, II, 159.De schrijver van den brief is Engelbertus van Engelen Jr. Zie Bijdragen, III, 67. | |
XVIII. Bijdragen, II, 177.Naar het uit het Kort Udsigt medegedeelde verslag verwijst Dr. K. Nyrop in zijn veelszins voortreffelijk werk Den oldfranske Heltedigtning, uitgegeven in 1883 te Kopenhagen bij C.A. Reitzel. Hoewel in het Liter. Centralblatt, 1881, S. 30 op mijne hier in de Bijdragen opgenomen mededeelingen over den Roman van Apollonius van Tyrus was gewezen, schijnt Nyrop ze niet te kennen, want hij verwijst alleen naar zijne aanwijzingen in het Kort Udsigt, als hij op bl. 205 van Den oldfranske Heltedigtning zegt: ‘Om Romanen om Kong Apollonius har jeg i Kort Udsigt over del filol.-hist. Samfunds Virksomhed 1878-80, S. 9-11 givet de nödvendige litteraerhistoriske Oplysninger.’ | |
XIX. Bijdragen, II, 178.In verband met het in Bijdragen, I, 185, 186 en II, 178 geschrevene deel ik thans mede dat aangaande ‘een goed jaargeld’ van Anna van der Noot geraadpleegd kan worden Schinkels Bijdrage tot de kennis van het karakter van Constantijn Huygens, bl. 84. - Over de verwarring en verwisseling van bruidegom en echtgenoot heeft de Heer J.G. Frederiks iets medegedeeld in den Spectator, 1884, No. 22, bl. 172. | |
[pagina 212]
| |
|