De oorlog in Zuid-Afrika. De strijd tusschen Engeland en de verbonden Boeren-republieken Transvaal en Oranje-Vrijstaat in zijn verloop geschetst. Deel 2
(1901)–Louwrens Penning– Auteursrecht onbekend
[pagina III]
| |
M.T. STEYN.
President van den Oranje-Vrijstaat | |
[pagina 409]
| |
De Inval der Boeren in de Kaapkolonie.BIJ het uitbreken van den oorlog waren aller oogen gevestigd op het Kaapsche ministerie, en er was hoop, dat het binnen de constitutioneele grenzen zijn invloed ten gunste der benarde Boeren zou gebruiken. Het was een Afrikaansch ministerie, gekozen uit den boezem van den Afrikaanschen Bond, die na harden strijd de meerderheid had verkregen in het Kaapsche parlement. Hoofd van het ministerie was
Schreiner, Minister-President der Kaapkolonie.
de welbekende Schreiner, en allen, voor wie de leus: ‘Afrika voor de Afrikaanders!’ geen ijdele klank was, dat wil zeggen twee-derde gedeelten van de blanke bevolking der Kaapkolonie, hadden op dezen man hun verwachting gebouwd. De conferentie te Bloemfontein, gehouden van 31 Mei tot 5 Juni, kwam mede door zijn aandrang, of schoon Paul Kruger er weinig heil in zag, tot stand, en nadat de conferentie was mislukt, spoedden J.H. HofmeijrGa naar voetnoot1) en de Kaapsche minister van landbouw Herholdt naar Pretoria, om de Transvaalsche Regeering tot nieuwe concessies te bewegen. Paul Kruger luisterde naar hun raad, en gaf zooveel toe, dat de eerste minister Schreiner in een openbaren brief verklaarde, dat de nieuwe voorstellen der Zuid-Afrikaansche Republiek billijk waren, en de Engelsche Regeering nu tevreden moest zijn. Tegelijkertijd was de Afrikaander Bond zeer werkzaam, verklaarde zich in honderd zeventig vergaderingen, die door de verschillende afdeelingen in de Kaapkolonie waren gehouden, voor een vredelievende beslechting der verschilpunten, gaf uitdrukking aan zijn oprechte sympathie voor de | |
[pagina 410]
| |
stamverwante Republikeinen en sprak zijn dank uit aan ‘onzen Jan’ Hofmeijr, Herholdt en Schreiner, voor hetgeen dezen in het belang van den vrede hadden gedaan. Verschillende personen in de Kaapkolonie, zooals Ds. D.P. Faure, Ds. Ross en Olive Schreiner vielen de jingo-politiek der Engelsche Regeering heftig aan, terwijl Dr. Kolbe - het zij tot zijn eer gezegd - den moed had om te verklaren, dat de Engelschen de diamantvelden hadden gestolen van den Vrijstaat, en nu op het punt stonden, om de goudvelden te stelen van de Zuid-Afrikaansche Republiek. Ook was ‘Ons Land,’ een te Kaapstad onder redactie van advocaat Malan uitgegeven blad, een der krachtigste pleiters voor vrijheid en recht, terwijl het niet schroomde, de Engelsche regeering van trouweloosheid te beschuldigen. Aan welken kant dus de sympathieën stonden van de meerderheid der Kapenaren, kon Engeland wel weten, maar de vraag, welke houding deze meerderheid in den niet meer te keeren oorlog zou aannemen, werd voor een groot deel bepaald door de houding, die de Kaapsche Regeering zou aannemen. 't Is waar, Schreiner was dezelfde man, die als minister in het vroegere Rhodes-ministerie het had goedgekeurd, dat de Kaapkolonie in het om de driftenkwestie dreigende conflict tusschen Engeland en Transvaal de helft der Engelsche oorlogskosten zou dragen, doch dat was reeds jaren geleden, en het minste, wat men thans van hem verwachtte, was een strenge onzijdigheid. Doch toen de Afrikaanders in hun eenzame hoeven dag en nacht de eindelooze, met de Engelsche legioenen bevrachte militaire treinen naar de grenzen hoorden ratelen, toen begrepen zij, dat Schreiner de onzijdigheid had gebroken, de aan de Kaapkolonie behoorende spoorlijnen had afgestaan aan den overweldiger, en verraad had gepleegd aan de heilige zaak van het rechtGa naar voetnoot1). Natuurlijk - indien Schreiner aan Engeland het gebruik der Kaapsche lijnen voor militaire doeleinden had geweigerd, zou Engeland ze misschien met geweld hebben genomen, doch dan kon geweld tegenover geweld worden gesteld, en in elk geval zouden de Kapenaren, die zich bij de Boerenkommando's hadden gevoegd, dan geen rebellen en opstandelingen zijn genoemd. Het onverantwoordelijke en diep betreurenswaardige gedrag van Schreiner bracht de Afrikaanders in de Kaapkolonie in een valsche positie, en terwijl hij knielde voor Baäl en zich vernederde tot een knecht | |
[pagina 411]
| |
van Chamberlain en Milner, heeft hij aan de zaak van het recht onberekenbare schade gedaan.
Doch dat wisten de Boeren nog niet, die op pad waren naar de Oranjerivier, en zij trokken met goeden moed naar de grenzen. Het waren Vrijstaters en Transvalers. De Transvalers hadden tot aan het station Vereeniging (aan de Vaalrivier) een voorspoedige spoorreis, doch hier werd van locomotief verwisseld, en de Vrijstaatsche locomotief had de handen meer dan vol aan den langen trein. De veiligheidsklep der machine was stuk, zoodat de stoom ontsnapte, en het oude beest moest elk half uur uitblazen, om weer genoeg stoom te krijgen. Doch deze kleine teleurstelling werd rijkelijk vergoed door de hartelijkheid, waarmede het Vrijstaatsche publiek aan de verschillende stations het kommando ontving. Te Smaldeel waren al de tafels der wachtkamers met brood, beschuit, koek en versnaperingen belegd, en de Vrijstaatsche vrouwen en meisjes wedijverden met elkander in het verkwikken der hongerige Boeren. Brandfort scheen Smaldeel nog te willen overtreffen, en de burgers vulden, terwijl het station van vaderlandsche liederen daverde, hun veldflesschen met de in groote emmers gereed staande dampende koffie. Na nog verschillende kleinere stopplaatsen te zijn gepasseerd, reed de bommeltrein het station van Bloemfontein binnen. Het was hier buitengewoon druk; het perron was zoo vol menschen, dat het kommando nauwelijks de wagens kon verlaten. Er heerschte een groote, onbeschrijfelijke geestdrift; menschen, die elkander nooit hadden ontmoet, omhelsden elkander bij het afscheid. Zoo werd den 1sten November Donkerpoort, het eindstation der Vrijstaatsche spoorlijn aan de Oranjerivier, bereikt, de tenten vastgepind en het lager opgeslagen. Het kommando, hier gestationneerd, bestond uit 600 Johannesburgers en 450 Pretoria-menschen met 2 kanonnen der Vrijstaatsche artillerie, onder bevel van generaal Hendrik Schoeman, een reeds bejaarden landbouwer uit Rustenburg. Twee andere kommando's hadden zich ten westen en ten oosten van Donkerpoort opgesteld, terwijl de Boeren reeds den volgenden dag vier bruggen over de Oranjerivier, te weten de wagenbrug naar Colesberg, de spoorbrug van Norvalspont (bij Donkerpoort) en de spoorbrug en de wagenbrug bij Bethulië bezetten. De verschillende kommando's stonden onder den hoofdkommandant Esaïas Reinier Grobler, en trokken nu langzaam op naar het zuidenGa naar voetnoot1). | |
[pagina 412]
| |
In de Kaapkolonie deden de vreemdste geruchten de ronde, en in Aliwal Noord heerschte de grootste opgewondenheid bij het bericht: ‘De Boeren zijn in zicht!’ Het geheele dorp liep uit en verzamelde zich bij de Frerebrug; terwijl Olivier met drie burgers, het kommando aan den noordelijken oever der Oranjerivier achterlatende, bedaard over de brug naderde. Het was de 13de November, Maandagmorgen negen uur. De Afrikaanders juichten, maar de Engelschgezinden hielden wrevelig hun mond, of fluisterden elkander in de ooren, terwijl zij met den vinger wezen naar den kommandant met dat gebaarde gezicht en dien bijna vermetelen trek op het gelaat: ‘Dat is nu de kerel, die te Burgersdorp durfde beweren, dat één Boer gelijkstaat met tien Engelschen.’ De Boeren bezetten Aliwal-Noord.
Doch Olivier stoorde er zich weinig aan, en wendde zich direct naar het Magistraatskantoor, waar hij een onderhoud had met den magistraat Hugo, waarna op een gegeven teeken het geheele kommando met wapperende Vrijstaatsche en Transvaalsche vlaggen over de brug trok. Men vereenigde zich op het marktplein; de kommandant plaatste zich op een markttafel en las voor het verzamelde publiek met luide, krachtige stem de volgende proclamatie voor: ‘Ik Jan Hendrik Olivier, hoofdbevelhebber van de burgermacht van den Oranje-Vrijstaat op de grenzen van het district Barkley-Oost, Kolonie Kaap de Goede Hoop, enz. | |
[pagina 413]
| |
vroeger omschreven proclamaties, en breng ter kennisse van het algemeen de volgende beschikingen en bepalingen. | |
[pagina 414]
| |
Zoo werd Aliwal Noord tot Vrijstaatsch grondgebied verklaard, terwijl drie schoten uit een zevenponder werden afgevuurd. Olivier nam nu het Magistraatskantoor en het Postkantoor over, stak de sleutels er van in zijn zak, en sloot de cantines, die sterken drank verkochten. Daarna bezocht Olivier het Balmoral hotel, om met den handelaar Park, die paarden voor de Engelsche Regeering had opgekocht, een hartig woordje te wisselen, doch Park was niet meer te vinden, en ofschoon onze Jan Hendrik persoonlijk tusschen de wijnmanden in den kelder ging rommelen om hem te vinden, de vogel was gevlogen. Aan den magistraat Hugo, die in spijt van zijn Afrikaanderschap een vurig Engelschgezinde was, werd twee uur tijd gegeven, om zich te verwijderen. Hij vertrok naar Jamestown. Hoofdkommandant Grobler reed in den vroegen morgen van Dinsdag 14 November aan het hoofd van 600 burgers de lommerrijke, bochtige straten van Colesberg in. Het was een schilderachtig gezicht, die gewapende ruiterschaar het eenvoudige, veel op een Hollandsch landstadje der achttiende eeuw gelijkende, dorp te zien binnentrekken. Ook den Boeren scheen het goed te bevallen. De straten waren beplant met schaduwrijke beuken, populieren, dennen of acacia's - acacia's met prachtige witte bloemen - en een beek stroomde binnen een hooge gemetselde bedding dwars door het dorp heen. De Engelschgezinden stonden geeuwend en ontevreden voor hun ramen, doch het hart der Afrikaanders, die zich op de stoepen verdrongen, sloeg den Republikeinen warm tegemoetGa naar voetnoot1). Er werden geen demonstraties gehouden, doch den geheelen dag draafden klompenGa naar voetnoot2) gewapende Boeren het dorp door, terwijl zich den volgenden dag een groote menigte op het marktplein verdrong, om naar het voorlezen der proclamatie te luisteren. Daarna hield generaal Grobler een vurige, van geestdrift tintelende rede, waarin hij zeide, dat de dageraad van een Vereenigd Zuid-Afrika thans was aangebroken, terwijl hij de stamverwanten in den naam van het Afrikaansche volk opriep tot den gemeenschappelijken strijd tegen Engelsch geweld, dat het jonge Afrikaansche volk onder zijn ijzeren voetzolen wilde verpletteren. De jonge, welsprekende redenaar - hij was nog maar vijf en dertig jaren oud - wist de rechte snaren te treffen, en sleepte het volk door zijn geestdrift mede. | |
[pagina 415]
| |
Na hem sprak de bejaarde Schoeman - dat was weer een ander woord, doch het vulde de rede van Gkobler aan - een aandoenlijk, weemoedig woord, waarbij de achterblijvenden werden vermaand om aan de strijders te gedenken, als dozen in het front hun bloed zouden plengen voor de zaak van vrijheid en recht. De harten werden bewogen, en er blonken tranen in oogen, waar men ze niet zou verwachten. De veldcornetten van Colesberg werden nu tot een brjeenkomst uitgenoodigd, die een vruchtbaar resultaat gaf, en uit de weerbare burgers werd een lijst van personen opgemaakt, die succesievelijk zouden worden opgekommandeerd, terwijl de commandeerbrieven werden onderteekend door den uit de burgers gekozen veldcornet der wijk. Hier volgt een Commandeerbrief. | |
[pagina 416]
| |
Van de opgeroepen burgers bleef bijna niemand weg, en het was een heele drukte, toen de opgekommandeerden met hun paarden, karren en wagens in het lager der Boeren verschenen. Generaal Schoeman en kommandant Du Toit (uit den Vrijstaat) stonden bij den ingang, en de nieuwe strijdmakkers werden door de Boeren met een luid hoera begroet. De generaal las nu een zoo pas van zijn Regeering ontvangen telegram voor, waarin den Kapenaren de verzekering werd gegeven, dat bij het sluiten van den vrede voor hun belangen zou worden gewaakt, welke verzekering met groote ingenomenheid werd begroet. Het Transvaalsche volkslied werd nu gezongen, en de Kaapsche burgers voegden zich bij de Republikeinen. Men drukte elkander de hand, en er werden vriendschapsbanden gesloten, die eerst de dood zou ontknoopen. Maar de Kaapsche burgers waagden veel. Wee hun, als de zaak der vrijheid het onderspit zou delven! - Ach, zij wisten het wel. Er was gejuich en geween. De Boeren in het district Colesberg kozen met algemeene stemmen tot hoofdkommandant Piet De Wet, broeder van generaal Christiaan de Wet. De zwakke Engelsche krijgsmacht week langzaam voor de Boeren terug, en terwijl de burgers hun gemakkelijken zegetocht uiterst langzaam voortzetten, waarbij een 30-tal Kaapsche politie-mannen werden krijgsgevangen gemaakt, werden zij zeker nergens hartelijker ontvangen dan te Burgersdorp, dat door de geheele Kaap bekend staat als een der hechtste en sterkste burchten van het Hollandsche Afrikaanderdom. Barkley Oost, waar een partij geweren en 60,000 patronen werden in beslag genomen, Nauwpoort, Jamestown en het belangrijke spoorwegkruispunt bij Stormberg werden bezet, waardoor de verbinding tusschen de Engelsche troepen aan de Aar en die te Sterkstroom werd verbroken, terwijl de spoor en telegraaflijnen naar Nauwpoort en Molteno werden vernield. De Boeren naderden nu de gekloofde koppen der Stormbergen, en den 2den December plantten zij de vijfkleur - de nieuwe vlag van het Vereenigd Zuid-Afrika - te Dordrecht. Doch generaal Gatacre, de Engelsche bevelhebber, voelde zich door de aangekomen troepenzendingen nu sterk genoeg, om voorwaarts te rukken, en de Kapenaren ontvingen gelegenheid, om hun trouw aan de Republikeinsche zaak met hun bloed te bezegelen. |
|