1. Op vakantie naar de Raleighvallen
Ze deden het voor oma Roos. Pa vond dat ze wat afleiding nodig had en ma was het daarmee eens. Hij had gezegd dat ook het volgende jaar en alle daarna volgende owru yari de Domineestraat rood, rood, rood zou zijn van de vele afgeschoten pagara's en dat Republiek geen pootjes had om weg te lopen. ‘Deze owru yari: Raleighvallen en liefst in de Lolopasi-hut waar ik als jongen logeerde en daarmee basta. De pagara bij de poort schieten we af als we weer thuis zijn. Enne..., o ja, die meisjes in de stad wachten vast ook wel op zulke mooie jongens als jullie. Hahaha...!’
Maar pa zelf was de enige geweest die smakelijk om die laatste opmerking gelachen had, want Ed en Rik -zestien en vijftien jaar - baalden en vonden zichzelf al veel te oud om nog met pa en ma op vakantie te gaan. En dan nog met een oma erbij...Ze hielden veel van hun oma Roos, maar wat zouden de vrienden zeggen..? Een andere keus dan zich bij pa's beslissing neer te leggen was er echter niet. Hadden ze een vermoeden gehad van de ongewone, geheimzinnige gebeurtenissen die hen de eerste dag in het binnenland al wachtten, dan zouden ze waarschijnlijk geen enkel bezwaar hebben gehad tegen de trip naar de Raleighvallen.
Tot Witagron gingen ze met de auto. Oom Henri bracht hen en zou hen na een week weer ophalen. Ze stapten over in een korjaal met buitenboordmotor voor een reis van enkele uren over de Coppenamerivier. Het was een heerlijke, ontspannende tocht. De dames droegen hoeden met een brede rand tegen de felle zon en pa en de jongens petten. Korjalen passeerden hen en kwamen hen tegemoet. Steeds klonk er een vrolijk ‘odi’ van de ene korjaal naar de andere. Toen ze het marrondorp Kaaimanston passeerden, werd er ook vanaf de oever naar hen gewuifd en geroepen.
Ze waren al in een vakantiestemming voor ze de plaats van bestemming bereikt hadden. Ma was de enige die mopperde dat de harde bank pijn deed aan haar bil:
‘Had ik maar een kussentje meegenomen!’
‘Niks kussen, die bil van jou is al een kussen’, riep pa lachend uit.
En oma Roos voegde er vrolijk aan toe: ‘Rita, meisje, ik verzoek je baya, geniet voor je hoor. Kijk toch eens hoe mooi de rivier en het bos zijn. Voel je die frisse wind? En het ruikt allemaal zo heerlijk. Dan zeur jij over je bil!’
De jongens gaven elkaar een knipoog: het was toch een goed plan van pa om met oma Roos naar de Raleighvallen te gaan. Na de vervelende maanden die ze achter de rug had, was ze eindelijk weer eens de oma die ze kenden: opgewekt en genietend van de mooie dingen van het leven.
‘Omaatje, u heeft gelijk, ma moet vandaag en de hele week niet zeuren over hoofdpijn, rugpijn of bilpijn’, was Eds commentaar.
‘U bent een stuk ouder dan ma, maar u heeft nooit hoofdpijn, rugpijn of bilpijn’, viel Rik zijn broer bij. ‘We gaan ons Roosje deze week flink verwennen, no Ed?’ Pa lachte goedkeurend en ook ma leek haar pijnlijke billen vergeten te zijn.