De gele papegaai en....
(2009)–Cobi Pengel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
[pagina 66]
| |
[pagina 67]
| |
Het huis was er niet altijd geweest. Zomaar op een ochtend toen de mensen buiten kwamen, stond het er. Er lag een prachtige tuin omheen. De enige bewoonster was mevrouw Lina Imelda Monia. Die naam stond met wit-met-groene letters op het hek. Ze had glanzend, zilverwit lang haar en een jong, altijd glimlachend gezicht. Maar het waren vooral haar regenboogjurken met wijde rokken die de aandacht trokken als ze langs kwam. Ook liep ze altijd zachtjes te neuriën en rook ze heerlijk. Waar ze gelopen had hing er nog een poosje een lichte bloemengeur. De kinderen riepen dan altijd: ‘Bloemenvrouw, bloemenvrouw!’
Iedereen vond haar vreemd. Niet omdat ze er alleen woonde, maar eerder omdat niemand wist waar zij en haar huis en tuin zomaar opeens vandaan gekomen waren. Waarvan ze leefde was ook een raadsel. De bloemen die ze kweekte, verkocht ze niet. Inkopen deed ze in een winkel vlakbij. Ze ging nooit bij iemand op bezoek en ontving ook nooit iemand. Men zag haar alleen maar als ze bijna dansend, in kleurige rokken, van haar huis naar de winkel liep en weer terug, glimlachend, neuriënd.
Enkele dagen per week kwam er een tuinman om haar te helpen met het schoonmaken en verzorgen van de tuin. Maar dat was een stille man die nooit iets vertelde over mevrouw Lina Imelda Monia. Er werd gefluisterd dat mevrouw Lina Imelda Monia kon praten met de bloemen, de struiken, de bomen en zelfs met het gras in de tuin, maar ook dat wist niemand zeker. Als men het vroeg aan de tuinman, kreeg men geen antwoord. Het zou altijd een geheim blijven, want op een nacht gebeurde er iets heel vreemds...
Die nacht werd er een groot feest gevierd in de tuin van mevrouw Lina Imelda Monia. Roline Rozeknop en Steven Stanfaste gingen trouwen. Om twaalf uur precies zouden Steven en Roline elkaar een brasa geven en dan waren zij voortaan man en vrouw. Onder de grote manjeboom kwamen ze allemaal samen: de bloemen, de struiken, de bomen, de nachtvlinders, de vuurvliegjes en wie er nog meer in de tuin woonden. Ook mevrouw Lina Imelda Monia, die zelf wel een bloem leek, was erbij. Ze had een tuinstoel onder de manjeboom gezet om maar niets van het feest te missen. Haar witte haren glansden in het maanlicht en de rok van haar regenboogjurk golfde als een kleurige waaier om haar benen en de tuinstoel.
De families Rozeknop en Stanfaste kwamen natuurlijk het eerst aanwandelen, met in hun midden Steven en Roline. Ze vormden een mooi paar. De familie Faya Lobi had een rode kring van liefde om hen heen gevormd. Na de families Rozeknop en Stanfaste kwamen de families Jasmijn en Bitawiwiri die als geschenk de heerlijkste geuren meebrachten. Ruisend en groen kwam toen de familie Varen erbij. De dames Koto Misi droegen hun mooiste angisa's. Nog een beetje slaperig waren de families Gladiool, Dahlia en Zinnia uit hun bedden gekomen.
‘Jammer dat de Zonnebloempjes er niet bij kunnen zijn,’ hoorde mevrouw Lina Imelda Monia hier en daar fluisteren. ‘Die kunnen niet tegen het maanlicht,’ geurden enkele slanke meisjes van de familie Tuberoos. De familie Bougainville moest achteraan staan. Die zouden met hun doornen de andere gasten wel eens kunnen prikken. Maar ze vonden het helemaal niet erg. Ze waren zo groot dat ze over iedereen heen konden kijken. De vruchtbomen kwamen het laatst met zware boem-bam-bom stappen. Mevrouw Kersenboom leek wel een kerstboom met haar rode vruchtjes. En | |
[pagina 68]
| |
meneer Lemmetjeboom dan... Trots droeg hij zijn lemmetjes, groene en gele. De gele leken kleine zonnetjes. Het zwaarste boem-bam-bom geluid maakte de deftige meneer Advocaat. Hij bleef helemaal achteraan staan, bang om zijn grote, bijna rijpe vruchten te beschadigen of te verliezen. Tussen de menigte vlogen vuurvliegjes en vlinders die licht en kleur meebrachten. De nacht had gezorgd voor een hemel vol vrolijk knipogende sterren en een lachende volle maan.
Het huwelijk werd ingezegend door meneer Manjeboom. Toen hij begon te praten, schrok mevrouw Lina Imelda Monia een beetje. De zware trillingen van zijn stem kwamen vanuit de diepte onder zijn wortels naar boven. Maar ze kon alles begrijpen wat hij zei. ‘Halloooo... halloooo... hallo allemaal! Kunnen jullie mij verstaan? Ook daar achteraan? Meneer Advocaat en de familie Bougainville?’
Meneer Manjeboom deed alsof hij door een microfoon moest spreken. Maar die was er helemaal niet en meneer Manjeboom had die met zijn luide stem trouwens ook niet nodig. Toen iedereen liet horen dat ze hem goed konden verstaan, vervolgde meneer Manjeboom: ‘Goedenacht, alle bomen, bloemen, struiken en andere bewoners van deze tuin en niet te vergeten onze eregast mevrouw Lina Imelda Monia. En natuurlijk: het bruidspaar Roline en Steven en hun families.
Ik vind het een grote eer dat ik jullie vannacht bij elkaar mag brengen voor jullie verdere leven. Ik zou dus zeggen: veel geluk en nu mag de bruidegom de bruid kussen!’ Dat was kort maar krachtig. Meneer Manjeboom was zelf tevreden over zijn toespraak. Ook mevrouw Lina Imelda Monia vond het een toespraak om nooit te vergeten. Nadat Steven en Roline elkaar een stevige brasa hadden gegeven, begonnen alle aanwezigen heen en weer te wiegen en te geuren dat het een lieve lust was.
De vuurvliegjes knipperden in hun hoogste versnelling aan-uit-aan-uit-aan-uit. De vlinders in hun feestjurkjes vlogen boven en tussen de gasten. Het feest was begonnen! Er was ook muziek: ‘Het Kwakerkoor’ onder leiding van Kwiebus Kikker, begeleid door ‘De Sjirpers’ onder leiding van Kromo Krekel.
Het werd een feest waarvan mevrouw Lina Imelda Monia zich heerlijk slaperig voelde worden. Misschien kwam dat wel door de geuren van de bloemen, die naar haar toe waaiden door de dansbewegingen die ze maakten. Of door het eentonige zingen van ‘De Kwakers’ en het steeds herhaalde sssjjj...sssjjj...sssjjj... van ‘De Sjirpers’. Of door de vuurvliegjes en de vlinders. Terwijl Mevrouw Lina Imelda Monia langzaam in slaap viel, streek de nachtwind, die ook was uitgenodigd, zachtjes langs de vele kleuren van haar jurk. Met een golvende beweging veranderden die in het eenvoudige groen van gras en bladeren en struiken, met hier en daar een helderwitte vlek.
De tuinman was er de volgende ochtend al heel vroeg. Het hek stond open, maar alle deuren en ramen van het huis waren gesloten. Het was overal doodstil. Het leek wel of het huis op het punt stond op reis te gaan. Mevrouw Lina Imelda Monia zag hij nergens, ook niet in de tuin. Onder de grote manjeboom lag een omgevallen tuinstoel. Toen bleef hij verwonderd staan. Hij dacht toch dat hij iedere boom, iedere bloem en iedere struik in elk hoekje van de grote tuin kende... Naast de manjeboom stond een prachtige, frisgroene limonia. De vele witte bloemetjes roken heerlijk. De tuinman kneep zichzelf in de arm. Hij sliep niet en hij droomde niet. Hij was wakker. | |
[pagina 69]
| |
En hij wist het zeker: de vorige keer dat hij in mevrouw Lina Imelda Monia's tuin had gewerkt, had er nergens, ook niet naast de manjeboom, een bloeiende limonia gestaan. Behalve dat hij een stille man was, was de tuinman ook een slimme man. Hij hoefde daarom niet lang na te denken om het raadsel op te lossen. Het was de naam... de naam... natuurlijk was het de naam... Lina Imelda Monia! Mevrouw Lina Imelda Monia was die nacht in een limonia veranderd! Hij had altijd wel gedacht dat ze geen gewoon mens was, dat ze niet bij de mensen, maar bij de bloemen hoorde.
Toen hij zich omdraaide om weg te gaan, kon hij niet geloven wat hij zag: het huis steeg langzaam op en verdween. Het ging werkelijk op reis. Van schrik en verbazing stond de tuinman enkele minuten doodstil. Toen kwam er een hevige windvlaag die hem de lucht in blies. Met een vaart vloog hij de ochtendmist in, het huis achterna. Niemand heeft ooit meer iets van hem gehoord of gezien. |
|