8. Anuradha's afscheid
Na het eten worden de beide jongens door Arjuna's ouders naar bed gebracht. ‘Welterusten, slapen jullie lekker en tot morgen!’ Even later klinkt het fluisterend: ‘Krishna, Krish, slaap je al? Het was een mooi feest no?’ Er komt geen antwoord uit het andere bed. Krishna was zo moe dat hij direct in slaap is gevallen. Arjuna kan nog niet slapen na alles wat er die avond is gebeurd.
Opeens merkt hij dat Anuradha stilletjes onder zijn klamboe is gekropen. Ze zit aan het voeteneinde van zijn bed. ‘Het is tijd om afscheid te nemen Arjuna. Je zult mij niet meer nodig hebben. Je bent nu al een grote jongen die in de eerste klas zit. En het belangrijkste van alles is: jij hebt de slechte Ridrie Pierelier zelf weggejaagd. Dag Arjuna, ik vond het fijn om je vriendin te zijn en je te helpen. Ik zal je nooit vergeten.’ Arjuna is opeens klaarwakker. Hij gaat rechtop zitten. Hij probeert Anuradha te pakken. Het lukt hem niet. ‘Ik vergeet jou ook nooit Anuradha. Jij hebt me geholpen. Ik wil niet dat je weggaat, niet weggaan alsjeblieft’, smeekt hij, ‘niet weggaan, blijf bij me alsjeblieft, ik hou zo veel van je, je moet bij me blijven, dan kan ik later met je trouwen...’