Dat stomme economenvolk met zijn heilige koeien
(1976)–J. Pen– Auteursrechtelijk beschermd46. Berusting of creativiteitGa naar voetnoot*In de Haagse Post van 31 maart 1973 staat een bijzonder markant interview met F. Hartog, econoom van professie, die daarin de redelijkheid verdedigt, en de berusting, en het leren leven met de dingen die toch niet anders kunnen. Dat is een standpunt. Het getuigt in zoverre van wijsheid dat het zijn belijders een rustiger leven verschaft en Hartog zegt zelf dat bovenaan zijn lijstje van de rechten van de mens staat: het recht om met rust te worden gelaten. Hij denkt rechts, zegt hij, omdat het niet anders kan. Ik zou eerder zeggen: Hartog denkt rechts, omdat hij niet anders kan, en daar heb ik respect voor. Maar Hartog beroept zich bovendien op de economie - wie zich lang genoeg met dat vak ophoudt wordt onderworpen aan de erosie van zijn politieke wensen. ‘Een econoom heeft niet zoveel idealen’. Het is deze gedachte die bestrijding verdient al was het maar omdat ze bij veel mensen voorkomt: economen, dat zijn die lui die ons komen vertellen wat er allemaal niet kan. De bestrijding van deze gedachte is des te urgenter omdat zij ten dele waar is. Inderdaad moet de economie - als wetenschap! - af en toe vaststellen dat de maatschappij samenhangen te zien geeft die onaangenaam zijn voor linkse | |
[pagina 185]
| |
en rechtse pressiegroepen. Voorbeeld van ontmaskering van rechtse denkbeelden: vaak wordt beweerd dat de hoge belastingen funest zijn voor de investeringen en de produktieve inspanning. De economie kan vrij gemakkelijk laten zien hoe overdreven dat argument is, want de belastingdruk neemt in alle landen toe en de produktiegroei is thans hoger dan ooit. Voorbeeld van een teleurstelling voor links: naieve mensen denken wel eens dat je de welvaart van ‘de bevolking’ kunt vergroten door iedereen meer geld te geven, of, iets minder naïef door alle arbeiders fikse geldloonverhogingen te doen toekomen. Het is dan realistisch om er op te wijzen dat de andere inkomens zich waarschijnlijk zullen aanpassen, zodat de prijzen navenant zullen stijgen. Het is ook realistisch er aan te herinneren dat een aantasting van de winsten, die niet wordt afgewenteld, waarschijnlijk leidt tot werkloosheid, zodat één van tweeën gebeurt: massieve loonsverhogingen leiden tot inflatie of ontslagen. Maar daar hoeven we ons niet bij neer te leggen - er zijn verfijnder methoden denkbaar om de positie van de economie om daar behulpzaam bij te zijn. Wie vraagt: ‘wat zijn dat dan voor methoden?’ wordt beleefd verwezen naar J. Pen, Income Distribution (1971). De economie, dat geef ik Hartog dus toe, kan naïeve linkse heetgebakerdheid wel eens ondergraven. Enkele jaren geleden hebben de Franse arbeiders, via veel herrie, stakingen en bezettingen loonsverhogingen weten af te dwingen van tientallen procenten - het heeft alleen de loon-prijsspiraal opgejaagd en verder niets. Hartog wijst er op, en naar mijn mening terecht, dat de huidige stakingsacties in Nederland de nivellering niet bevorderen omdat het hoger personeel in het harnas wordt gejaagd - de daardoor ontstane spanningen zullen naderhand tot een denivelleringsgolf leiden. Allemaal waar, of althans waarschijnlijk, en inderdaad ontmoedigend voor wie te veel ineens wil veranderen. Misschien hadden de economen ook wijze lesjes kunnen uitdelen aan iemand als Allende, die ook tegelijkertijd de verdeling wil veranderen, de Amerikanen onteigenen, de produktie opvoeren en de betalingsbalans binnen de perken houden en die nu ervaart dat zulks niet allemaal tegelijk lukt. Maar het is één ding om op waarschijnlijke samenhangen te wijzen, en een ander om bij de pakken neer te zitten. Juist omdat de economie grenzen van het mogelijke aangeeft (frustrerende relaties, randvoorwaarden, strijdigheid van doelstellingen) wordt de econoom, als gemotiveerde burger, extra geconfronteerd met de noodzaak, naar nieuwe en betere instrumenten te zoeken. De economie als wetenschap neemt de wereld als gegeven aan, maar de econoom als burger wil haar veranderen. Of niet, natuurlijk, en dat is dan zijn politieke keuze. Naar mijn mening zijn de inkomensverhoudingen, de machtsverhoudingen, de verhoudingen tussen produktie en natuurlijk milieu niet zoals ze zouden moeten zijn. De economie behoort daarom eerder | |
[pagina 186]
| |
onze politieke creativiteit aan te wakkeren dan ons politiek defaitisme. Het onmogelijke kost wat meer tijd en wat meer energie, maar misschien kan de economie er iets toe bijdragen dat deze offers aan tijd en energie worden verminderd. Hartog mag zich van mij best terugtrekken in het bastion van zijn redelijkheid om de dingen op hun beloop te laten. Wat hij niet mag doen is zijn rechtse aanbevelingen de sanctie van de wetenschap meegeven. Het mag waar zijn dat wetenschapsbeoefening tot politieke vermoeidheid leidt - dat is de indruk die de uitspraken van Hartog achterlaten - maar daar moeten we niet trots op zijn. Hij kan best gelijk hebben dat De Galan en ik nog maar een klein stootje nodig hebben om, net als hij, te gaan zeggen: er kan bijna niks, er verandert toch niks, het helpt allemaal niks - maar ik hoop dan toch maar dat dat stootje mij nog even bespaard blijft. Ik zou nog wel een tijdje willen blijven tegenspartelen. En in ieder geval verdenk ik de economie er niet van dat zij mij dat soort stootjes zou willen toedienen. De creativiteit wordt misschien belaagd door de voorjaarsmoeheid, of de bloeddruk, of de hormonen - maar niet door de economie. In mijn geval althans niet. |
|