Dat stomme economenvolk met zijn heilige koeien
(1976)–J. Pen– Auteursrechtelijk beschermd42. Wiegel en de brontosaurussenGa naar voetnoot*De heer Wiegel voert zijn kruistocht tegen het rode gevaar met behulp van argumenten die van moed getuigen. Zo citeert hij regelmatig uit een stukje dat ik enige tijd geleden schreef. Ik veroorloofde mij daarin enige kritiek op het verkiezingsprogramma van de progressieve drie; dat lijdt er, naar mijn mening, aan dat de juiste en sympathieke plannen, die het bevat op te korte termijn als vruchtdragend worden voorgesteld. Het linkse programma spiegelt de kiezer voor dat het nu een bende is, maar dat dat onder een links kabinet geheel anders gaat worden. Zo wordt een overdreven voorstelling gegeven van wat Den Uyl eens de ‘smalle marges van de democratische politiek’ heeft genoemd; dat is onrealistisch, en gevaarlijk bovendien voor het geval links zou moeten gaan regeren, want dan zou de onvermijdelijke teleurstelling tot een reactie leiden, die rechts bevoordeelt en het vertrouwen in de democratie verder ondermijnt. Welnu, dat is allemaal koren op de molen van de VVD. Waarom zou Wiegel die redenering niet gebruiken als het in zijn kraam te pas komt? Waarom is er moed voor nodig om mij te citeren? Waarom bekruipt mij, telkens als Wiegel citaten aanvoert tegen Den Uyl en Van Mierlo, het gevoel dat hij misschien wel de brutaalste, maar niet de meest intelligente van de politieke klas is? Om de eenvoudige reden dat hij de kans loopt dat zijn tegenpartij in het debat eveneens uit dat stukje gaat voorlezen. Dan zou namelijk duidelijk worden dat het is geschreven vanuit het standpunt dat wij op de progressieve drie behoren te stemmen. Goed, ik heb kritiek op hun verkiezingsprogramma, maar die kritiek betreft de woordkeus, de psychologische verpakking, de manier waarop de kiezer wordt beschouwd als iemand die je wel wat wijs kunt maken; maar mijn conclusie was natuurlijk geen andere dan dat de progressieve drie er op uit zijn Nederland ten goede te veranderen. Wiegels tegenstanders in het politieke debat hebben die kans niet gebruikt. Maar stel eens dat ik, een tijdje geleden, inderdaad in Het Tehuis was geweest (in de Lutkenieuwstraat in Groningen) waar Wiegel, ten overstaan van een paar honderd Groninger studenten, mij weer eens zat te citeren, en dan met zo'n gezicht van ‘ha Den Uyl, daar heb ik je mooi te pakken’. Hij liep toen het risico dat niet de aangesprokene maar de geciteerde was opgestaan om te zeggen: ‘Jawel, meneer Wiegel, dat zegt u heel aardig, dat dat programma de indruk | |
[pagina 170]
| |
maakt door gewetenloze reclamejongens te zijn geschreven, maar het is althans een goed programma, en dat programma van u, daarvan vind ik, nu u het toch uitlokt, dat het een slecht programma is. Het is autoritair en reactionair, en dat dat niet direct in de gaten loopt komt doordat uw reclamejongens de waarheid bekwaam weten te verhullen’. Gevreesd moet worden dat deze interventie óók op de televisie was gekomen, en het is dus maar goed dat ik die avond ergens anders was. Inderdaad is het wel duidelijk dat de VVD er niet alleen op uit is de status quo te handhaven ten bate van degenen die nu aan het langste eind trekken - het ziet ernaar uit, dat deze partij terug wil komen op enkele gunstige ontwikkelingen, zoals een lichte nivellering, die er de laatste decennia zijn geweest. Wiegel gaat de boer op met de suggestie dat de inkomensverschillen te klein zijn geworden, dat hardwerkende mensen recht hebben op méér. Hij ziet daarbij wel even over het hoofd dat de grote inkomensverschillen meestal niet voortvloeien uit meer of minder hard werken, maar uit verschillen in opleiding en vermogen. Het verband met het harde werken ligt vaak precies andersom. Terwijl sommige jongelui in de fabriek staan (en daar hard en onaangenaam werk verrichten) zitten hun leeftijdsgenoten jong en vrolijk op de universiteit, lezen interessante en stimulerende boeken, en verdienen later, opnieuw met interessant en stimulerend werk, veel meer dan de jongens uit de fabriek. Bovendien zijn zij dan in een positie waarin zij deze leeftijdsgenoten kunnen commanderen. Veel inkomensverschillen vloeien voort uit de neiging van deze maatschappij, status en vermogen te honoreren. Dat is een stelling die ongaarne wordt vernomen door degenen die op aangename wijze passen in de maatschappij die wij thans hebben, en zij zijn het dan ook die met instemming naar Wiegel luisteren. Zij horen intussen het kasregister al rinkelen. Ook op het stuk van het milieu boezemt de VVD mij net iets te weinig vertrouwen in. Weliswaar wordt ook van die zijde sympathie betuigt met het streven naar een schoner Nederland, maar het is niet boven twijfel verheven of men in liberale kring bereid is, de sterk expansieve sectoren af te remmen die te veel energie, grondstoffen en de laatste resten van natuur en schoon water consumeren. Daarvoor is een vorm van dirigisme nodig waar de VVD vierkant tegen is. Ik zou deze afkeer van gedetailleerd ingrijpen stellig delen, ware het niet dat er te urgente dingen op het spel staan.
Merkwaardiger is dat niet alleen het milieu maar ook de vrijheid bij de VVD soms niet in goede handen blijkt te zijn. Ik herinner mij nog te goed hoe we eens een televisieuitzending hebben beleefd waarin de spot werd gedreven met enkele heilige huisjes - niet zo'n chique uit- | |
[pagina 171]
| |
zending misschien - waarop de VVD-fractie naar de minister liep en aandrong op censuur. De katholieke bewindsman ging er niet op in. Dat deze pseudo-liberalen meehuilen in het koor van de intolerante onderdrukkers van de geestelijke vrijheid hoeft geen verwondering te wekken voor wie de relaties kent tussen dit ‘liberalisme’ en Nederlands meestgelezen ochtendblad. In die kringen wordt ook instemmend geknikt als de mariniers de Dam opstormen - ‘schoonvegen’ heet dat in autoritair Nederlands, maar een echte liberaal (zoals ik) zou eerder moeten vinden dat de Dam door die Operatie Koppelriem een stuk smeriger werd. Het is vooral de combinatie van het liberalisme-van-de-brandkast met het liberalisme-van-de-harde-hand dat de VVD zijn meest onaangename gezicht geeft: dat van de politieke brontosaurus. Daarmee bedoel ik natuurlijk niet dat alle VVD-ers tot deze diersoort moeten worden gerekend - er zitten keurige mensen tussen - maar wel dat Wiegel zich in zijn verkiezingspropaganda tot de brontosaurussen richt. Dat maakt zijn liberalisme niet direct geloofwaardiger. Als Wiegel hier weer eens uit wil citeren kan hij zijn gang gaan. |
|