Mengelzangen
(1717)–Andries Pels– Auteursrechtvrij
[pagina 65]
| |
[pagina 66]
| |
't Is tóch de slémp waarom wy hem verjaaren.
Die Poëet, O! die weet Het sekreet,
Daarom zo doet hy 't gaaren.
| |
2.En beurt het dat Spékjan, met bussen, en met lanssen,
Door Wilhem den Héld,
Uit zeê, én uit véld,
Slaat de Engelschen, en Franschen,
Zo dénken wy om 't jaar hier wéêr te schranssen;
Want rond uit,
Dat 's de buit,
En de bruid,
Waarom wy jaarlyks danssen.
| |
[pagina 67]
| |
3.Maar mist ons deeze hoop, mist ons die milde zégen,
Wat droefheid! wat raad!
Wél hei! wat een praat?
Daar leit niet aan gelégen:
Wie zou daarom een glas te minder veegen?
Weest verblyd,
Of hebt stryd,
Lacht, óf kryt,
Het Noodlót gaat zyn' wégen.
|
|