in de doeken begonnen een paar beentjes
te trappelen. Toen klonk er een gekrijs uit dat kleine keeltje, een gekrijs!
Nee maar, wat kon dat kind schreeuwen. Waar haalde het zoveel geluid vandaan?
Noortje knikte een paar maal ernstig met haar hoofd, want zij wist al wel hoe
hard die baby huilen kon.
Gerrit was geschrokken. Hij liet zich van Alie's schoot glijden en
kroop weg onder de tafel. Daar zette hij toen ook maar een keel op en probeerde
nog harder te gillen dan het baby'tje. Zusje was in haar bedje omhoog
geklauterd, en omdat al dat lawaai haar helemaal niet aanstond begon zij ook te
huilen.
‘Hoe, hoe, hoe!’ brulde Zusje.
‘Daar heb je een mooi kerkkoor in huis gehaald, vrouw,’ zei
Everingen.
Vrouw Wolthuis stak nu ook haar hoofd om de deur. Ze was op de
zolder geweest om bonen af te halen en had niets van alle drukte gemerkt.
‘Lieve hemel, wat krijgen we nou?’ riep ze. ‘Is de wereld aan 't vergaan?’
Tante Janna had de baby opgepakt en hield haar met het gezichtje
tegen haar hals gedrukt; ze deed kleine stapjes heen en weer. Daar werd Sarah
al gauw stil van.
‘Gerrit, hou nu op met huilen, kind,’ zei tante Janna. ‘Er is
helemaal niets gebeurd. 't Is jouw schuld niet hoor, dat de baby huilt. Dat
doen kleine kindjes nu eenmaal graag.’
Gerrit was stil en durfde even later ook weer zijn hoofd boven de
tafel te steken. Alleen Zusje huilde nog, en daar waren ze zo aan gewend dat ze
het eigenlijk niet meer hoorden. Tante Janna ging, met Sarah op schoot, op de
stoel voor het fornuis zitten. Ze deed haar het wollen mutsje af.
‘Evert,’ zei ze, ‘ga jij eens voor mamma naar de zolder en kijk in
de grijze kist. Daar moet nog een zuigfles zijn. Haal me die eens gauw op, m'n
jong.’
Ze werden allemaal aan het werk gezet, want Sarah moest een wiegje
hebben, en kruikjes, en nog veel meer. De fles moest worden uitgekookt voordat
ze eruit mocht drinken. Een baby van nog maar een paar weken in huis! Er was
veel te doen.