tigde dit jaren later op zijn manier in een gesprek met Piglet. Dat was toen het probleem zich voordeed op welke plaats zij rustig en ongestoord van gedachten zouden kunnen wisselen, zonder dat een van de twee ver zou moeten lopen: zij besloten tot het instellen van een Thoughtful Spot, een denkplek. Daar zittend beoefenden zij, wat Arnold noemt, de ‘love of a free play of the mind on all subjects’, zodat ze bijvoorbeeld ‘a Friendly Day’ konden bedenken. En met dat idee in hun hoofd gingen ze dan aan het werk, het waarschuwen van Eeyore, het helpen van Owl en zo meer. De invloed van Arnold op de denkbeelden van Bear is onmiskenbaar, men hoeft alleen maar aan Arnolds uitspraak te denken ‘that the mind may be made the source of great pleasure’.
De invloed van de New Critics en de literatuurwetenschap, die het liefst het Wetboek van de Literatuur zou willen introduceren, hebben de ideeën van Arnold op de achtergrond geschoven. Het gevolg was dat men niet meer wist wat te beginnen met de sociale, psychologische, filologische etc. aspecten in de literatuur. Wellek & Warren redeneren zigzaggend in de hoofdstukken waarin ze deze aspecten behandelen: in hun Theory of Literature hebben ze er niet veel moeite mee de naar wetenschap lonkende ‘hermeneutici’ te verwijten dat ze ‘fantastische kaartenhuizen’ over de literatuur heen bouwen. Maar zelf weten ze niet wat ze er mee aan moeten; eerst schrijven ze: ‘De waarde van bekendheid met de geschiedenis van de filosofie, en van het denken in het algemeen, voor de exegese van een poëtische tekst kan nauwelijks overschat worden’, maar een paar bladzijden verder: ‘Al deze criteria zijn zeker gebaseerd op een intellektualistisch misverstand, op een verwarring