Voorwoord
Dit boek is geschreven vanuit het (ook in de literatuurwetenschap)
groeiende besef dat de wijze waarop mensen in de kindertijd met literatuur
leren omgaan van fundamenteel belang is voor het functioneren van de
(volwassen) literatuur. Inzicht in de processen die zich in de kindertijd
afspelen kan ons inzicht in culturele verschijnselen verdiepen. De diverse
hoofdstukken in dit boek zijn een aanzet daartoe. Niet het hele spectrum van
verschijnselen wordt erin bestreken; gekozen is voor een opzet waarin
deelaspecten exemplarisch aan een analyse worden onderworpen. Dergelijke
deelonderzoeken zijn van belang, omdat de bestudering van dit onderwerp nog
relatief jong is. Vandaar dat theorievorming op het gebied van de literaire
socialisatie nog vrijwel onmogelijk is. De behoefte aan beschrijvende studies -
waarin dit boek tracht te voorzien - is in het licht daarvan groot te
noemen.
Diverse mensen hebben op directe of indirecte wijze bijgedragen
aan de totstandkoming van dit werk. Schrijven is ook in die zin een
coöperatieve activiteit. Voor al die geboden hulp wil ik gaarne mijn dank
aanbieden aan Annemarie Birnie-Streppel, Joop Hellendoorn, Eric Hulsens, Helma
van Lierop, Fred Marschall, John Thämer, en niet in het minst aan Mimi Debruyn,
wier scherpzinnige kritiek mij voor veel dwaasheden heeft behoed.