Vondel
(1861)–Hippoliet van Peene– Auteursrechtvrij
[pagina 5]
| ||||||||||||||
Aan | ||||||||||||||
[pagina 7]
| ||||||||||||||
[Inleiding]Joost Vondel, Van Vondel of Van den Vondele, uit Antwerpsche ouders te Keulen, den 17 November 1587 geboren, wordt met regt aanzien als de prins der Nederlandsche dichters, en Belgie zoo wel als Holland mag hem onder zijne roemruchtige kinderen tellenGa naar voetnoot(1). De vader van Vondel, die denzelfden voornaam droeg als zijn zoon, was hoedenstoffeerder te Antwerpen en had voor echtgenote zekere Sara Kranen wier vader, Pieter Kranen, te Antwerpen als een voornaam dichter bekend stond. Zoo dat Hooft tot Vondel plag te zeggen: ‘Dat gij een dichter zijt hebt gij van uw grootvader Kranen.’ Beiden waren doopsgezind, en om de vervolgingen te ontsnappen waarmede men hen voor hunne leer bedreigde, vlugtten zij op zekeren nacht naar Keulen, waar kort daarna onze dichter het licht zag. Vondel was dus even als Rubens een kind van Belgie, dat gedwongener wijze op vreemden bodem geboren werd. Zijne eerste kinderjaren bragt hij te Keulen over tot dat zijn vader het geradig vond zich met zijn huisgezin naar Noord-Nederland te begeven, alwaar de gereformeerde Christenen hunnen godsdienst nu opentlijk mogten belijden. Hij vestigde zich te Amsterdam en geneerde zich dáar met den kousenhandel. Vondel nog zeer jong zijnde trad in 't huwelijk met Maria De Wolf, van brabandsche afkomst, en nam na de dood zijner ouders derzelver broodwinning ter hand. Doch daar de dichtkunst al zijnen tijd en naarstigheid vorderde, moeide hij zich zeer weinig met den kousenhandel en liet alles op zijne vrouw, na welkers dood hij weduwenaar bleef met twee kinderen, Anna en Joost. De zoon droeg wel 's vaders naam maar de dochter bezat zijn verstand. Joost verloor door zijn losbandig leven en zijn kwalijk beleid in weinige jaren niet alleen zijne eigene middelen maar maakte daarenboven groote schulden. Doch Vondel te gevoelig van ziel zijnde bood hem meermaals eene behulpzame hand en redde hem uit zeer netelige toestanden. Eindelijk vertrok hij naar Oost-Indiën, maar stierf | ||||||||||||||
[pagina 8]
| ||||||||||||||
op reis. Vondel kwam bij dien losbandigen zoon wel 40,000 gulden te kort en bevond zich daardoor in eenen toestand nabij de armoede. In het een-en-zeventigste jaar zijns ouderdoms bekwam hy door voorspraak van mevrouw Van Vlooswijk, gemalin des regerenden Burgemeesters, een ambt in de bank van Leening met een inkomen van 680 gulden. Hij overleed te Amsterdam den 5 februarij 1679, in den ouderdom van 91 jaren. - Weinigen van het groot getal zijner tooneelstukken heeft men ten tooneele gebragt. Sommigen, gelijk Palamedes werden verboden en met boeten gestraft omdat zij te veel de gezindheden of de predikanten aanvielen, en anderen, gelijk Maria Stuart, omdat zij, gelijk men toen zegde, te Paapsch waren. Vondel was in 1641 tot den Roomsch katholijken godsdienst over gegaan, iets wat voor velen onverklaarbaar is gebleven. - Palamedes was het eerste stuk waarin Vondel zich in zijne grootheid deed kennen. Zijn Gijsbrecht van Amstel, welke geschreven werd voor de inwijding van den nieuwen Amsterdamschen schouwburg, wordt tot heden toe nog alle jaren omtrent Kersdag te Amsterdam vertoond. | ||||||||||||||
Personaadjen.
| ||||||||||||||
Liefhebbers.
Het tooneel heeft plaats te Amsteldam; de eerste vier bedrijven spelen in 1626, het vijfde bedrijf in 1651. |
|