is geschied. Of denkt u dat de verbalisant hier opzettelijk een leugen staat te vertellen?...’
Weg pleidooi. Het treintje was in de tunnel blijven steken en kwam er niet meer uit.
Daarna verzonk de president opnieuw in de zeer ernstige aandacht die hij aan de zaak besteedde, een aandacht echter die slechts op een nieuwe gelegenheid wachtte om de verdediger andermaal in de rede te vallen en aldus de indruk van zijn pleidooi te kleineren, zo niet te torpederen.
De jonge Tedeler leerde hem dit kunstje af.
Nadat de president hem voor de zoveelste maal in de rede had gevallen, hield de advocaat opeens z'n mond. Severus vond het wel wat ongewoon en gluurde over z'n brilleglazen wantrouwend naar de advocatenbank.
Toen het zwijgen daar echter aanhield zei Severus met een niet onvriendelijke stem:
‘Het woord is aan de verdediger!...’
Op deze minzame invitatie had ‘l'enfant terrible’ blijkbaar gewacht.
‘Dat lijkt me niet geheel juist, president, want in werkelijkheid is het woord aan u!...’
Severus werd wat bleek om z'n neus en de raadsheren trokken een peulemondje.
Daarna zette Tedeler zijn pleidooi voort, zonder dat de president hem verder met een woord in de rede dorst te vallen.