Princelijcke deuijsen



[Folio 149r]
In hunc intuens. Als sommighe vanden ouders in Egipten met malcander gheraecten te bancketeren: soo wast costuyme dat een van henlieden hebbende by hem tbeelde vander doot, ouer maeltijt tselue een yeghelick van henlieden ghinck toogen, seggende dese woorden-
[Folio 149v]
den: Siet hier, ende aensiet het wel wat dat dit is: maect soo goeden ciere als ghy wilt, nochtans so moet ghy sulcx worden. Vande ghedenckenisse ende waerschouweninge vander doot, seght oock Isidorus, dat te Constantinopel was een oude costume, dat voor den Keyser, op den dach dat hy ghecroont werdt, wesende in zijn meeste triumphe, ende sittende in zijnen Keyserlicken troon, hem presenteerde een meester, de welcke hem toonde drie oft vierderley soorten van steenen, hem vraghende. Alder beminste Heere, v sal belieuen te kiesen ende te ordineren, van welcke soorte van dese steenen men maken sal v graf oft sepulture.