| |
| |
| |
Deel IV.
Het plan van actie
1. Twee stappen
Dit boek heeft tot doel om een basis, een richtlijn te vinden voor diegenen die actief willen meewerken aan sociale vooruitgang. Het wil een startpunt zijn voor mensen die beseffen dat wij op de rand van de ondergang balanceren, en die hun angst willen overwinnen door middel van het gevoel van zekerheid dat ontstaat wanneer men aan een gezamenlijk doel werkt. Mensen die op gevaar reageren met de wil om er iets aan te doen, maar die geen heil zien in de oplossingen die ons op dit ogenblik worden aangeboden. Mensen die beseffen dat de meest waardevolle vernieuwingen het gevolg zijn van geduldig, intensief en bescheiden werk.
Kortom, dit boek wil een plan van actie ontwerpen voor mensen die iets willen doen voor de sociale vooruitgang, maar die geen vrede hebben met de mogelijkheden die zich daarvoor op dit ogenblik aanbieden.
De eerste stap zal moeten zijn het bijeenbrengen van mensen die zich kunnen verenigen met de uitgangspunten van sociaal evolutionisme.
De tweede stap is om samen een begin te maken met het in de praktijk brengen van deze uitgangspunten.
Nogmaals, sociaal evolutionisme is geen heilsleer, geen utopie, geen vorm van organisatie. Het is een methode om problemen aan te pakken die ontstaan door de complexiteit van een systeem van levende en lerende wezens, waar althans op dit ogenblik de ons zo vertrouwde technische aanpak nog geen raad mee weet.
| |
| |
| |
2. Hoe komen wij bij elkaar?
Uitsluitend door de aantrekkingskracht van de gezamenlijke uitgangspunten. Zo sociaal evolutionisme ooit een belangrijke bijdrage zou kunnen leveren voor de organisatie van onze maatschappij, dan moet de wijze waarop dit gebeurt zichzelf ontwikkelen conform de beginselen van onze methode.
Laat een ieder die dit boek heeft gelezen en kan instemmen met onze uitgangspunten, voor zichzelf uitmaken wat hij verder gaat doen. Misschien - en naar ik hoop - zijn er mensen en organisaties voor wie dit boek het missende stuk is van een puzzel waarmee zij al een lange tijd worstelen. Een voorbeeld daarvan zou D'66 kunnen zijn. Deze partij is opgericht omdat zij meende dat de democratie in ons land niet naar behoren werkte. Het probleem van deze partij is echter, dat zij elk bindend element mist, anders dan ontevredenheid met andere partijen. Toch is dat bindende element wel degelijk (onbewust) aanwezig. D'66 noemt zich een pragmatische partij, dus een partij die niet op basis van ideologieën werkt, of op basis van een vooraf vastliggend plan. Maar als men niet vastlegt wat de activiteiten van de partij dan wel moet sturen, dan vervalt zo'n partij in opportunisme, of - wat nog erger is - in een middel om privé hobbies van partijleden na te jagen. Pragmatisme werkt alleen als men een goed omschreven doel heeft.
Sociaal evolutionisme geeft ook een mogelijkheid aan vooruitstrevende Christenen om misstanden in deze wereld te bestrijden zonder daartoe middelen te hanteren - zoals gewapend verzet tegen het wereldlijke gezag - die in strijd zijn met de grondbeginselen van het evangelie, en zonder een bondgenootschap te moeten aangaan met wereldlijke ideologieën, die in wezen in concurrentie zijn met het Christelijke geloof. Ik denk hierbij met name aan de eis van sociaal evolutionisme dat vernieuwing niet in eerste instantie mag ontstaan door vernietiging van het bestaande, maar door de grotere aantrekkingskracht van betere alternatieven: liefde als leidend beginsel. Met andere woorden: een grootgrondbezitter die vrijwillig zijn bezit verdeelt onder zijn boeren en hen helpt bij het beheren daarvan, is meer waard voor de sociale vooruitgang dan
| |
| |
100 Tupamaros. Ten behoeve van Christenen heb ik in deel V twee hoofdstukken gewijd aan de verhouding van het evolutionisme tot het geloof.
| |
| |
| |
3. De eerste taken
Wat zijn de taken die onmiddellijk kunnen en moeten worden aangepakt op basis van sociaal evolutionisme? Deze volgen uit de problemen waarmee wij vandaag de dag worstelen, te weten:
- | de overheersing van die ideologieën die beweren de enige en beste oplossing te zijn voor onze problemen; |
- | een gebrek aan een algemeen aanvaard doel als maatstaf en bindend element voor alle andere doelen; |
- | een gebrek aan objectieve informatie die nodig is voor een verantwoorde keuze uit de diverse alternatieven; |
- | het opvangen van het ontbreken van een instinct of een cultuur van groepssolidariteit bij de mens, i.e., het zoeken naar een methode om groepsconcurrentie in goede banen te leiden; |
- | het inpassen van sociaal evolutionisme in de wereld van onze wetenschappelijke kennis. |
De eerste twee problemen zijn het gevolg van het feit dat de uitgangspunten van sociaal evolutionisme nog niet zijn aanvaard. In dit stadium heeft het weinig zin om actieve propaganda te gaan maken op grote schaal. Daarvoor is de methode nog te onrijp. Met name zal men eerst verder moeten komen met het laatste punt: de wetenschap is een echt universele taal. Wij zullen ons daarom bezig houden met de laatste drie punten.
| |
| |
| |
4. Objectieve informatie
Objectieve informatie bestaat niet. Wat wij zoeken is informatie die voldoende objectief is om een verantwoorde keuze te kunnen doen uit de alternatieven die zich aan ons aanbieden. Zo deze graad van objectiviteit niet te bereiken is, dan zoeken wij zo objectief mogelijke informatie. Wij hebben tevens gezien dat niet alle informatie tot doel heeft ons te helpen bij onze eigen besluitvorming. Veel informatie streeft helemaal niet naar objectiviteit, maar doet wel alsof.
Wij eisen van onze informatie dat wij haar moeten kunnen evalueren, en wel op twee gebieden:
a. | is zij zo objectief mogelijk? |
b. | zo ja, wat zijn dan de grenzen van haar betrouwbaarheid? |
Ik geloof niet dat het mogelijk is om in het algemeen te bepalen of een stuk informatie inderdaad zo objectief mogelijk is. En nog minder geloof ik dat wij via wetten en dergelijke de mensen zouden kunnen dwingen om objectieve informatie te verstrekken met daarbij behorende, eveneens objectieve, grenzen van betrouwbaarheid.
Toch zie ik een oplossing. Wij kunnen het wel aantonen wanneer er van misleiding sprake is en wanneer men verzuimt de grenzen van betrouwbaarheid te vermeiden daar waar deze van essentieel belang zijn voor de correcte interpretatie van de informatie. Met andere woorden: wij moeten het kostbaar maken om niet-objectieve informatie te verstrekken onder het mom van objectieve informatie, en wij moeten een premie zetten op de poging om objectieve en bruikbare informatie te verstrekken.
Een middel dat weinig kost in termen van energie is geloofwaardigheid. Geloofwaardigheid bestaat uit twee componenten:
- | de wil om objectieve informatie te verschaffen; |
- | de capaciteit om bruikbare informatie te verschaffen. |
Iemand is ongeloofwaardig omdat hij tracht anderen te misleiden, of omdat hij niet, capabel is om betrouwbare informatie te verschaf- | |
| |
fen. Door misleiding en schrijnende onvolledigheid aan de kaak te stellen, kunnen wij de geloofwaardigheid van zulk een informatieverstrekker ondermijnen. Iemand die zijn geloofwaardigheid verliest, raakt daarmee toch wel een belangrijk deel van zijn macht kwijt om het gedrag van mensen te beïnvloeden via informatie.
De effectiviteit van dit middel neemt toe naarmate de mensen verder geëmancipeerd raken en dus minder bereid zijn zich te laten betuttelen. Emancipatie wordt bevorderd door de verspreiding van het besef dat op het gebied van algehele organisatie van de maatschappij niemand er aanspraak op kan maken, de wijsheid in pacht te hebben. Naarmate de uitgangspunten van sociaal evolutionisme in bredere kring worden aanvaard, stijgt de effectiviteit van bovengenoemd middel. Omgekeerd zal objectieve informatie de neiging vergroten om onze uitgangspunten te accepteren, tenminste als deze uitgangspunten inderdaad juist zijn.
Bovengenoemd middel werkt pas indien er ergens mensen zijn die wel objectieve informatie trachten te verstrekken, en wiens capaciteit om dit te doen niet minder is dan die van andere mensen, i.e., ongeloofwaardigheid is pas duur als geloofwaardigheid elders te verkrijgen is.
Onze taak wordt nu duidelijk: er moet één of andere instelling komen die op belangrijke gebieden van ons maatschappelijk gebeuren zo objectief mogelijke informatie verschaft èn de objectieve grenzen van de betrouwbaarheid van deze informatie aangeeft. Behalve het willen verschaffen van objectieve informatie moeten aan deze instelling nog twee eisen worden gesteld. Ten eerste moeten de mensen die deze instelling bemannen deze taak even goed of beter beheersen dan andere mensen in de maatschappij. En ten tweede moet de instelling voldoende gezag veroveren om haar informatie aanvaard te krijgen. Aan dit hele voorstel ligt de veronderstelling ten grondslag dat vroeg of laat objectievere informatie het wint van minder objectieve informatie, en wel omdat de mensen merken dat de objectievere informatie betrouwbaarder is voor hun besluitvorming.
In plaats van één instelling kan men ook denken aan een netwerk van kleine kernen die werkzaam zijn in uiteenlopende organisaties en op verschillende gebieden. Stel bijvoorbeeld dat D'66 onze uitgangspunten zou onderschrijven, dan zou een wetenschappelijk bureau van deze partij als zodanig kunnen functioneren. Docenten en de wetenschappelijke staf aan universiteiten die op dit ge- | |
| |
bied gelijkgericht denken, zouden eveneens samenwerkingsverbanden kunnen oprichten met als doel het bewaken van de objectiviteit en kwaliteit van de informatie op hun terreinen. Een voorwaarde voor success is - zoals gezegd - het gezag, met name uit hoofde van de gebleken betrouwbaarheid en deskundigheid van deze instellingen.
Het is beslist niet noodzakelijk dat deze instellingen uitspraken doen over alle belangrijke informatie die wordt verspreid. Hun bestaan alleen al werkt voorkomend. Een politieke partij of particuliere belangenvereniging hoeft maar één of twee keer echt voor schut te worden gezet om in het vervolg voorzichtiger te zijn.
Het zou wel nuttig zijn als al deze groeperingen contact met elkaar zouden kunnen houden om elkaar te kunnen steunen en conflicten en doublures te vermijden. Ook al in verband met de bekendheid en dus effectiviteit van hun bevindingen zouden zij eigenlijk onder één gemeenschappelijke noemer moeten optreden.
| |
| |
| |
5. Van groepsconcurrentie naar groepssolidariteit
Ik heb te weinig tijd kunnen besteden aan dit probleem om zelfs maar een voorstel te kunnen doen hoe wij dit probleem moeten aanpakken. Twee dingen lijken mij wel zeker:
1. | Het gevaarlijkste aspect van de groepsconcurrentie is de verstrengeling van groepsbelangen en ideologie. Misschien dat een integratie van groepsbelangen nog te bereiken zou zijn op een wijze zoals de markteconomie en een democratische bestuursvorm dit doen met individuele belangen. Wanneer echter ideologieën en andere vormen van absolute waarden zoals geloof en nationalisme mee gaan spelen in een conflict tussen twee groepen, is een creatieve oplossing die aan beide groepen recht doet niet meer mogelijk. Men verzeilt dan in een staat van koude of warme oorlog, al naar gelang de wederzijdse dreiging wel of niet voldoende is om een warme oorlog uit te stellen.
Ook binnen een land worden bijvoorbeeld economische problemen onoplosbaar wanneer twee tegengestelde belangen gepaard gaan met twee tegengestelde visies op de economische orde, die beiden aanspraak maken op de alleenheerschappij op grond van vermeende algemene superioriteit.
Een eerste stap zou dus in elk geval moeten zijn dat de twee strijdtonelen worden gescheiden. Hoe dat zou moeten gebeuren is voor mij nog een open vraag. |
2. | Systemen die pogen om de groepsconcurrentie ondergeschikt te maken aan het algemene belang dienen eerst op kleinere schaal getest te worden, conform onze methode van de evolutie. Dat is des te noodzakelijker als invoering van zulk een systeem alleen mogelijk is op basis van de ruime consensus in de betrokken groepen. |
Verder zal een wetenschappelijke uitbouw van sociaal evolutionisme kunnen helpen bij oplossing van dit vraagstuk.
Een eerste stap in de richting van groepssolidariteit kan men
| |
| |
doen door te trachten, het vertekende beeld weg te nemen dat de meeste mensen hebben van de natuur en de evolutie. Ik bedoel daarmee de onevenredig grote aandacht die de mensen hebben voor de strijd, in tegenstelling tot de samenwerking. Een feit is dat op de meeste niveaus van het leven, en in elk geval bij hogere diersoorten en de mens, samenwerking veel vaker voorkomt dan strijd. Zelfs zóveel vaker, dat de strijd moet worden gezien als een uitzondering. Juist het uitzonderlijke van de strijd verklaart waarom hij ons boeit, waarom hij zo de aandacht trekt. Uitzonderingen vallen op!! Helaas heeft dit ertoe geleid dat wij van de strijd een leidend beginsel hebben gemaakt voor het leven en voor de evolutie. In het laatste hoofdstuk ‘Is evolutie wreed?’ ben ik daar wat dieper op ingegaan.
Sociaal evolutionisten kunnen er in elk geval op wijzen dat samenwerking, en niet strijd, het meest effectieve en meest toegepaste middel is voor vooruitgang. De strijd is slechts nodig als prikkel voor het zoeken naar alternatieven en de selectie van het beste, maar niet voor het functioneren van bestaande levende wezens. De verhouding van strijd tot samenwerking ligt in het verlengde van de verhouding van mutatie tot getrouwe weergave van de genetische informatie.
De valk en de muis zijn gewikkeld in een doorlopende strijd om het bestaan, althans als individu. Maar al op het niveau van de soort draagt deze strijd bij tot het gezond houden van beiden. Men ziet over het hoofd, dat zowel de valk als de muis - ook als individu - alleen bestaan bij de gratie van ontelbare samenwerkingsverbanden: tussen de cellen van elk orgaan, tussen de organen onderling, en tussen alle bacteriën, en dergelijke, die hen bijvoorbeeld helpen bij het verteren van hun voedsel. En natuurlijk binnen de soort bij hun voortplanting en de verzorging van hun jongen.
Zowel op het niveau van het individu als op het niveau van de groep is de capaciteit om wederzijds nuttige samenwerkingsverbanden aan te gaan van veel groter belang voor het voortbestaan dan de capaciteit om in de strijd te overwinnen. Samenwerkingsverbanden scheppen bondgenoten! Strijd kost energie, samenwerking spaart energie. Hoewel strijd nodig is, dient hij beperkt te worden tot die gebieden waar hij inderdaad nodig is, bijvoorbeeld bij het genoemde zoeken naar en selecteren van alternatieven. Een allereerste taak zou daarom kunnen zijn te stimuleren dat er onderzoek wordt verricht naar samenwerkingsverbanden in onze maat- | |
| |
schappij en de voorwaarden voor stabiele samenwerkingsverbanden, en de aandacht van het publiek te richten op het aantal en de effectiviteit van deze verbanden.
| |
| |
| |
6. De wetenschappelijke verwerking sociaal evolutionisme
De meest universele taal in de wetenschap is de wiskunde. Mijns inziens is ook alleen de wiskunde in staat om het eigen karakter van de methode van het sociaal evolutionisme werkelijk goed te bepalen. Het gaat daarbij om twee zaken.
Ten eerste moet het wiskundige bewijs geleverd worden voor de door ons gestelde onmogelijkheid om complexe, levende en lerende gemeenschappen te besturen op basis van vooraf bepaalde modellen. Voor de wiskundig geschoolde behoefenaar van de sociale wetenschappen de volgende aanwijzing. Realistische modellen van levende systemen zijn altijd interdependente, dynamische en stochastische modellen. De clou van de zaak is dat in lerende systemen ook de Parameters van het dynamische en stochastische model afhankelijkheid vertonen van de uitkomst van het model in voorafgaande perioden, waardoor de voorspellende waarde van deze systemen zeer snel afneemt met het verstrijken van de tijd, en wel zo snel dat de periode van geldigheid gering is ten opzichte van de tijd die nodig is om deze modellen te beuwen.
Ten tweede moet ons eigen model in een wiskundige vorm worden gegoten teneinde de voorwaarden te bepalen waaraan moet zijn voldaan om een goede of althans voldoende werking van het systeem te waarborgen. Welke eisen moet men bijvoorbeeld stellen om er zeker van te zijn dat inderdaat uit twee alternatieven de betere wordt gekozen, en wat precies bepaalt waar het meest gunstige punt ligt bij de keuze uit enerzijds het risico om goede alternatieven te vroeg uit te schakelen bij de selectie en anderzijds een overmatig verbruik van energie bij het testen van alle alternatieven.
Ik hoop dat dit boek aanleiding is voor een aantal wiskundig geschoolde beoefenaars van de sociale wetenschappn om zich hierin te verdiepen.
| |
| |
| |
7. En verder...
Actie is de vorm, waarin de informatie over de theorie van het sociaal evolutionisme uiteindelijk zijn nut moet tonen. Maar sociaal evolutionisme is nog maar een net ontstaan embryo, en het zou irreëel zijn om méér te verwachten dan deze eerste aanzet.
In het laatste deel zult u een paar hoofdstukken vinden waar ik wat dieper ben ingegaan op een aantal verschillende onderwerpen in hun verhouding tot het sociaal evolutionisme, omdat dit nuttig of noodzakelijk leek voor het beter aanvaarden van de theorie.
De invalshoek van het sociaal evolutionisme stelt een hele rij nijpende problemen in een nieuw licht, en wijst op een aanpak die soms radicaal verschilt van de thans gangbare.
Terwijl u dit leest, ben ik bezig om deze problemen wat verder uit te diepen. Mocht de methode van het sociaal evolutionisme enige weerklank vinden, dan zal er een vervolg op dit boek komen. Daarin zal dan worden bepaald welke houding de theorie van het sociaal evolutionisme tot gevolg zou hebben voor zulke uiteenlopende vraagstukken als het racisme, de oorlogsdreiging, de inkomensverdeling, de gezondheidszorg, de opvoeding, etc. Hoofdstukken die ik hopelijk niet meer alleen zal hoeven te schrijven.
|
|