Lenin als filosoof
(1973)–Anton Pannekoek– Auteursrechtelijk beschermdDe proletarische revolutieDat Lenins werk in een Duitse en later ook in een Engelse vertaling werd uitgegeven toont dat het een grotere rol was toegedacht dan alleen in het oude Russische partijkonflikt. Het wordt nu onder de ogen van de jongere generatie van socialisten en kommunisten gebracht om de internationale arbeiderbeweging te beïnvloeden. En dus vragen wij: wat kunnen de arbeiders in de kapitalistische landen er van leren? Van de weerlegde filosofische ideeën geeft het een vertekend beeld; en onder de naam van marxisme wordt een andere theorie, het burgerlijk materialisme, uiteengezet. Het is er niet op gericht de lezer tot een helder, onafhankelijk oordeel over filosofische vraagstukken te brengen; het is bedoeld om hem er van te | |
[pagina 94]
| |
doordringen dat de partij gelijk heeft, en dat hij de partijleiders moet vertrouwen en volgen. Welke weg wijzen deze partijdleiders het internationale proletariaat? Laten wij eens lezen wat Lenin over de wereldomvattende klassenstrijd zegt in zijn laatste zinnen: ‘... het is onmogelijk om achter de kennistheoretische scholastiek van het empiriokriticisme niet de partijstrijd in de filosofie te zien, een strijd die in laatste instantie de stromingen en ideologieën van de tegen elkaar strijdende klassen in de moderne maatschappij weerspiegelt... De strijdende partijen... zijn in wezen het materialisme en het idealisme. Dit laatste is niets dan een subtiele, verfijnde vorm van het fideïsme, dat volledig bewapend klaarstaat, over grote organisaties beschikt, de grote massa aanhoudend beïnvloedt, en met de minste onzekerheid in het filosofisch denken zijn eigen voordeel doet. De objektieve klasserol die het empiriokriticisme speelt is niets anders dan de fideïsten getrouw dienen in hun strijd tegen het materialisme in het algemeen en tegen het historisch materialisme in het bijzonder’. (60) Niets wordt hier gezegd over de geweldige macht van de tegenstander, de bourgeoisie, meester van alle rijkdommen der wereld, waar de arbeidersklasse nauwlijks tegenop kan. Niets van zijn geestelijke macht over de ideeën van de arbeiders, die nog sterk worden overheerst door de burgerlijke kultuur, waar zij zich nauwlijks van kunnen bevrijden in een voortdurende worsteling om kennis, niets over de nieuwe machtige ideologieën van nationalisme en imperialisme, die dreigden ook een greep op de arbeiders te krijgen, en ze inderdaad kort daarna meesleepten, de wereldoorlog in. Neen, de kerk, de organisatie van het ‘fideïsme’ in volle wapenrusting, dat is voor Lenin de gevaarlijkste vijandelijke macht. De strijd van het materialisme tegen het geloof is voor hem de theoretische strijd die de klassenstrijd begeleidt. De beperkte theoretische tegenstelling tussen de vroegere en de latere heersende klasse ziet hij als de grote, wereldwijde strijd der ideeën die hij met de proletarische klassenstrijd verbindt; het ware wezen en de ideeën achter die strijd liggen echter ver buiten zijn gezichtskring.
Zo wordt in Lenins filosofie het Russisch patroon overgedragen op West-Europa en Amerika, en wordt de anti-godsdienstige instelling van de opkomende bourgeoisie overgedragen op het opkomende proletariaat. In die tijd werd onder de Duitse reformisten onderscheid gemaakt tussen ‘reaktionair’ en ‘progressief’, dus niet naar klasse, maar naar politieke ideolo- | |
[pagina 95]
| |
gie, wat verwarring gaf onder de arbeiders; op dezelfde wijze wordt hier, al naar hun godsdienstige ideologie, onderscheid gemaakt tussen reaktionairen en vrijdenkers. Het Westerse proletariaat wordt niet opgeroepen tot het verstevigen van de eenheid van de arbeidersklasse tegen de bourgeoisie en de staat om de zeggenschap over de produktie te verkrijgen, maar om de strijd tegen de godsdienst aan te binden. Als dit boek en deze ideeën in 1918 bij de Westerse marxisten bekend waren geweest, dan zouden zij ongetwijfeld een kritischere houding hebben aangenomen tegenover zijn taktiek voor de wereldrevolutie.
De Derde Internationale streeft naar een wereldrevolutie volgens het patroon van de Russische revolutie, en met hetzelfde doel. Het Russisch ekonomisch stelsel is het staatskapitalisme, daar staatssocialisme genoemd, of zelfs kommunisme, en de produktie wordt geleid door een regeringsbureaukratie onder leiding van de kommunistische partij. De regeringsambtenaren, die de nieuwe heersende klasse vormen, krijgen de beschikking over het produkt, en dus over de meerwaarde, terwijl de arbeiders alleen loon krijgen, en dus een uitgebuite klasse vormen. Op deze wijze werd het mogelijk om in de korte tijd van een twaalftal jaren Rusland van een primitief barbaars land te transformeren in een moderne staat met een snel groeiende industrie, die steunt op een hoog ontwikkelde wetenschap en techniek. Volgens de opvattingen van de kommunistische partij is een soortgelijke revolutie nodig in de kapitalistische landen, weer met de arbeidersklasse als stootkracht, die moet leiden tot de omverwerping van de bourgeoisie en tot de organisatie van de produktie door een regeringsbureaukratie. De Russische revolutie kon alleen overwinnen doordat een goed gedisciplineerde verenigde bolsjewistische partij de massa aanvoerde, en doordat in de partij het heldere inzicht en het onwrikbare vertrouwen van Lenin en zijn vrienden de juiste weg wezen. Daarom moeten op dezelfde wijze de arbeiders in de wereldrevolutie de kommunistische partij volgen en hem de leiding en later de regering overlaten; en de partijleden moeten hun leiders in strakke discipline volgen. Van wezenlijk belang zijn tegen hun taak opgewassen bekwame leiders, de kompetente, ervaren revolutionairen; voor de massa is het [slechts] nodig te geloven dat de partij en zijn leiders gelijk hebben.
In werkelijkheid liggen de zaken voor de arbeiders in de landen met een ontwikkeld kapitalisme, West-Europa en Amerika, heel anders. Hun doel is niet het omverwerpen van een achterlijke absolute monarchie. Hun taak | |
[pagina 96]
| |
is de overwinning op een heersende klasse, die over de grootste macht aan materiële en geestelijke hulpmiddelen beschikt die de wereld ooit heeft gekend. Het kan hun doel niet zijn om in de plaats van een door beursspekulanten en monopliehouders beheerste ordeloze produktie een van boven af geregelde produktie te stellen, door regerinsambtenaren beheerst. Het doel is om zelf de produktie in handen te nemen en zelf de arbeid te regelen, waarop het gehele leven berust. Pas dan is het kapitalisme werkelijk uitgeschakeld. Dit doel kan niet worden bereikt door een onwetende massa, die blindelings de partij volgt die zichzelf als de leider bij uitstek presenteert. Het kan alleen worden bereikt als de arbeiders zelf, de gehele klasse, de voorwaarden, methoden en middelen van hun strijd begrijpen; als ieder zelf kan beoordelen wat hij moet doen. Zij moeten - man voor man - zelf handelen, zelf beslissen, en dus ook zelf denken en weten. Alleen zo kan er een werkelijke klasse-organisatie van beneden af worden opgebouwd, in de vorm van{een soort}arbeidersraden. Het heeft geen nut hen ervan te overtuigen dat hun leiders weten wat er te doen is, en in een theoretisch debat gelijk hebben gekregen - wat heel gemakkelijk is als een ieder slechts de geschriften van zijn eigen partij kent. Zij moeten uit de diskussie zelf een duidelijk oordeel vormen. Er ligt geen waarheid klaar die ze maar hebben op te zuigen; in ieder nieuw geval moet men de waarheid opsporen door zijn eigen hersens te gebruiken.
Dit betekent natuurlijk niet dat iedere arbeider een oordeel moet hebben over wetenschappelijke argumenten betreffende onderwerpen, die alleen door vakstudie te overzien zijn. Het betekent in de eerste plaats dat alle arbeiders niet alleen voor hun eigen direkte arbeids- en levensvoorwaarden belangstelling moeten hebben, maar ook voor de grote maatschappelijke vraagstukken die betrekking hebben op hun klassenstrijd en de organisatie van de arbeid, en dat zij moeten weten welke beslissingen zij daar moeten nemen. Maar in de tweede plaats houdt het ook in dat men een zekere standaard handhaaft bij diskussies in de propaganda en de politieke strijd. Als de opvattingen van de tegenstander verdraaid worden weergegeven, omdat de wil of het vermogen om ze te begrijpen ontbreekt, dan boekt men misschien een succes in de ogen van goedgelovige aanhangers; maar het enige resultaat - dat inderdaad in de partijstrijd wordt beoogd - is dat men ze nog fanatieker aan de partij bindt. Maar voor de arbeiders ligt het belang niet in het vergroten van de macht van een partij, maar in het vergroten van hun eigen mogelijkheden om de macht te grijpen en hun heerschappij over de maatschappij te vestigen. Alleen als bij | |
[pagina 97]
| |
de debatten en diskussies de tegenstander het volle pond krijgt, als men bij het tegen elkaar afwegen van argumenten iedere gefundeerde opvatting begrijpt uit de maatschappelijke klassenverhoudingen, alleen dan kunnen de aanwezigen zich een goed oordeel vormen; en dit is voor een arbeidersklasse nodig om zich van zijn vrijheid te verzekeren.
De arbeidersklasse heeft het marxisme nodig voor zijn bevrijding. Zoals de resultaten van de natuurwetenschap nodig zijn voor de technische opbouw van het kapitalisme, zo zijn de resultaten van de maatschappijwetenschap nodig voor de organisatorische opbouw van het kommunisme. Het eerste benodigde was de politieke ekonomie, dat deel van het marxisme dat de struktuur van het kapitalisme uiteenzet, de aard van de uitbuiting, de klassentegenstellingen, en de ontwikkelingstendensen. Het gaf de arbeiders direkt een stevige basis voor hun spontaan opkomende strijd tegen hun kapitalistische meesters. En in de verdere strijd gaf het marxisme, met zijn theorie over de ontwikkeling van de maatschappij van een primitieve ekonomie via het kapitalisme naar het kommunisme, hun vertrouwen en vuur door het vooruitzicht op overwinning en vrijheid. Toen de weinig talrijke arbeiders hun eerste moeilijke gevecht leverden, en de hopeloos onverschillige massa's moesten worden gewekt, was het allereerst nodig van dit alles doordrongen te zijn.
Als de arbeidersklasse talrijker is geworden en machtiger, en de maatschappij vol klassenstrijd, moet een ander deel van het marxisme naar voren komen. Dan is het niet meer het voornaamste te weten dat zij worden uitgebuit en moeten strijden, zij moeten weten hoe te strijden, hoe hun zwakheden te overwinnen, hoe hun eenheid en krachten te versterken. Hun ekonomische positie is zo zonneklaar, hun uitbuiting zo duidelijk, dat hun eenheid in de strijd, hun gemeenschappelijke wil om de macht over de produktie te grijpen in feite onmiddellijk tot stand zou moeten komen. Dit wordt voornamelijk verhinderd door de macht van de overgeërfde en ingegoten denkbeelden, de vervaarlijke geestelijke macht van de burgerlijke wereld, die hun geest in een dikke wolk van geloof en ideologieën hult, die ze verdeelt, verwart en onzeker maakt. {Het proces van} de ‘Aufklärung’, het verhelderen en overwinnen van al deze oude ideeën en ideologieën is het wezenlijke van de vorming van de arbeidersmacht en de voortgang van de revolutie. Hier is dat deel van het marxisme nodig dat wij zijn filosofie noemen, de betrekking tussen ideeën en werkelijkheid. | |
[pagina 98]
| |
Onder deze ideologieën is de godsdienst de minst betekenende. Als het verlepte omhulsel van een stelsel van opvattingen die toestanden van een ver verleden weerspiegelen, heeft hij slechts nog een schijnmacht als toevlucht voor allen die door de kapitalistische ontwikkeling angst hebben gekregen. Zijn grondslag wordt voortdurend ondergraven door het kapitalisme zelf. De burgerlijke filosofie stelde toendertijd in zijn plaats het geloof in al die mindere afgoden, vergoddelijkte abstrakties, zoals materie, kracht, causaliteit in de natuur, vrijheid en vooruitgang in de maatschappij. Tegenwoordig zijn deze afgoden vergeten en vervangen door nieuwe, machtigere objekten van verering: de staat en de natie. In het gevecht om de wereldmacht tussen de oude en de nieuwe bourgeoisie kreeg het nationalisme, op dat moment de nuttigste ideologie, zoveel macht dat het zelfs een brede massa arbeiders meekreeg. Het belangrijkste zijn daarnaast zulke geestelijke machten als demokratie, organisatie, verbond, partij, omdat zij in de arbeidersklasse zelf wortelen, als resultaten van hun praktische levenservaring en strijd. Hiermee zijn herinneringen verbonden aan hartstochtelijke inspanning, aan offers en toewijding, aan koortsachtige spanning bij overwinning of nederlaag en zij hebben daardoor waarde als wapen in de klassenstrijd van die bepaalde voorbije tijden en toestanden. Maar daardoor wordt hun betekenis opgeschroefd, en gaat men geloven dat hun voortreffelijke kwaliteiten een absolute waarde hebben. Dat maakt het moeilijk om onder andere omstandigheden over te gaan op andere dingen die dan noodzakelijk zijn. De levensomstandigheden dwingen de arbeiders vaak nieuwe strijdvormen te hanteren, maar de traditie kan dit ernstig belemmeren en vertragen. In het voortdurend tweegevecht tussen overgeërfde ideologieën en praktische behoeften is het essentiëel dat de arbeiders begrijpen dat hun opvattingen geen waarheden zijn die een onafhankelijk bestaan voeren, maar generalisaties van vroegere ervaringen en noodzakelijkheden. Zij moeten begrijpen dat de menselijke geest altijd de neiging heeft om aan zulke begrippen een onbeperkte geldigheid toe te kennen - zoals absoluut goed en kwaad, vereerd of gehaat - en zo de mens tot slaaf van bijgeloof maakt; maar dat inzicht in de grenzen en beperkingen het bijgeloof overwint en de gedachten bevrijdt. En omgekeerd moet men, wat van blijvende waarde is bevonden, de ware grondslag voor zijn klassenstrijd, onverzwakt in gedachten houden - zonder het te vergoddelijken - als stralende ster die alle handelen leidt.
Daartegenover probeert Lenins boek de lezers het geloof van de schrijver aan de werkelijkheid van abstrakties op te dringen. Daardoor kan het van | |
[pagina 99]
| |
geen enkel nut zijn voor de taak van de arbeiders. En feitelijk was zijn publikatie in de westerse talen daarvoor ook niet bedoeld. Arbeiders die streven naar de zelfbevrijding van hun klasse staan buiten de gezichtskring van de kommunistische partij. Wat de kommunistische partij wel kan zien is de konkurrent, de rivaal, de Tweede Internationale, die de leiding van de arbeidersklasse tracht te behouden. Zoals blijkt uit Deborins citaat in het voorwoord, was de bedoeling van de publikatie de sociaaldemokratie, die door burgerlijke idealistische filosofie was bedorven, terug te winnen voor het materialisme, althans hem door de meer pakkende radikale termen van het materialisme te overtroeven; dit moest dan een theoretische bijdrage zijn aan het Rode Front. Voor de opkomende arbeidersbeweging is het van weinig belang welke van deze twee onmarxistische partij-opvattingen eventueel de overhand krijgt.
Maar in ander opzicht kan Lenins filosofie wel van belang zijn voor hun strijd. Het doel van de kommunistische partij, de ‘Wereldrevolutie’, is om met behulp van de strijdende arbeiders een bovenlaag van leiders aan de macht te brengen die vervolgens, steunend op de staatsmacht, een plan-ekonomie op gang brengen. In wezen valt dit doel samen met dat van de sociaal-demokraten. Ook bij de klasse der intellektuelen ontwikkelen zich maatschappelijke idealen, nu zij zich bewust worden van hun toenemend belang voor de produktie: een goed geordende produktieorganisatie voor konsumptiegoederen onder leiding van technische en wetenschappelijke specialisten; ook deze idealen verschillen nauwelijks van die van de sociaal-demokraten. Daarom beschouwt de kommunistische partij deze klasse als zijn natuurlijke bondgenoot, die hij in zijn kring moet trekken. Door een handige theoretische propaganda probeert hij de intellektuelen los te maken van de geestelijke invloed van de in betekenis afnemende bourgeoisie en van het privé kapitalisme, en ze te winnen voor een revolutie die ze hun juiste plaats zal geven als de nieuwe leidende en heersende klasse. Of, in filosofische termen: ze te winnen voor het materialisme. Men kan geen revolutie maken met de tamme, verwekelijkte ideologie van een idealistisch systeem, maar alleen met het inspirerende, gedurfde radikalisme van het materialistisch denken. Hiervoor geeft Lenins boek de grondslag. Op deze basis is er al een uitgebreide literatuur verschenen van artikelen, beschouwingen en boeken, eerst in het Duits, en later steeds meer in het Engels, in Europa en Amerika; deze zijn het resultaat van de samenwerking van bekende Russische geleerden en Westerse wetenschapsmensen die met de kommunistische partij sympathiseren. De | |
[pagina 100]
| |
inhoud van die geschriften toont al op het eerste gezicht aan dat ze niet voor de arbeidersklasse in die landen zijn bestemd, maar voor de intellektuelen. Het leninisme wordt hun hier uiteengezet - onder de naam marxisme of dialektiek - en men vertelt ze dat het de fundamentele, alomvattende wereldleer is, waarin de afzonderlijke wetenschappelijke disciplines een ondergeschikte plaats innemen.Ga naar voetnoot1) Het is duidelijk dat bij het echte marxisme, als de theorie van de echte proletarische revolutie, een dergelijke propaganda geen kans zou maken; maar bij het leninisme, de theorie van de burgerlijke revolutie die een nieuwe heersende klasse aan de macht moet brengen, kan hij wel succes hebben.
Er is natuurlijk deze moeilijkheid, dat de klasse van intellektuelen te klein is in aantal, en te heterogeen in maatschappelijk positie, en daardoor te zwak, om zonder verdere hulp de kapitalistische overheersing ernstig te bedreigen. Evenmin zijn de leiders van de Tweede en Derde Internationale opgewassen tegen de macht van de bourgeoisie, zelfs als zij zich door sterke en duidelijke politieke richtlijnen zouden doen gelden, in plaats van zich door opportunisme te laten bederven. Maar als het kapitalisme in een ernstige ekonomische en politieke krisis vervalt, die de massa's wakker schudt; als de arbeidersklasse dan de strijd aanbindt en het kapitalisme een eerste verpletterende nederlaag kan toebrengen - dan komt hun tijd. Dan zullen zij tussenbeide komen en naar binnen glippen als leiders van de revolutie, in naam om hun bijdrage tot de strijd te leveren, maar in werkelijkheid om de aktie in de richting van hun partij-politieke doelstellingen om te buigen. Of de verslagen bourgeoisie zich dan al of niet met hen zal verbinden om te redden wat er nog te redden valt van het kapitalisme, in ieder geval komt hun interventie neer op verraad aan de arbeiders, die van hun strijd voor de [werkelijke kommunistische] vrijheid worden weggedrongen.
Hier zien wij het mogelijke belang van Lenins boek voor de toekomst van de arbeidersbeweging. Al verliest de kommunistische partij bij de arbeiders terrein, hij tracht met de socialisten en de intellektuelen een verenigd front te vormen, klaar om bij de eerste grote krisis van het kapitalisme de macht in handen te nemen boven en tegen de arbeiders in. Het leninisme en zijn filosofisch handboek zullen dan dienen om, onder de naam van | |
[pagina 101]
| |
marxisme, de arbeiders te overbluffen en om zich aan de intellektuelen op te dringen als de ideologie bij uitstek die de reaktionaire geestelijke machten verslaat. Zo zal Lenins boek voor de strijdende arbeidersklasse, die zich op het marxisme baseert, een struikelblok zijn, als de theorie van een klasse die tracht zijn slavernij te bestendigen. |
|