Achmad van Commewijne
(2006)–Samsija Palas– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| |
| |
[pagina 13]
| |
de kippen eten en vers water. De kippen drommen om hem heen. ‘Weg! Weg! Anders krijgen jullie niets, hoor!’ zegt hij. Maar de kippen pikken het voer van zijn handen. Wat zijn ze gierig! Hij raapt ook eieren voor moeder. Daarna brengt hij de schapen naar het veld om te grazen. Het gras is nog nat van de dauw, maar hij vindt het niet erg. Hij rent en stoeit met de schapen. Dat vindt hij leuk. Dat doet hij elke zaterdag en zondag. Als hij de schapen allemaal gebonden heeft loopt hij terug naar huis. Terwijl hij loopt, denkt hij aan wat oom heeft gezegd: ‘Je moet vredig leven met iedereen en gehoorzaam zijn aan je ouders. Lief zijn voor de dieren en goed zorgen voor de planten. Je moet ook beleefd zijn tegen oudere mensen. Dat zegt de Islam.’ Huppelend en zingend loopt Achmad het erf op en pakt de hark. Hij harkt de bladeren op een hoop maar als hij zich omkeert, ziet hij weer zoveel dorre bladeren van de vrucht-bomen op de grond liggen. Hij kijkt boos naar de bomen en stampt met zijn voeten. Hij wil iets boos zeggen, maar hij denkt op tijd terug aan de woorden van oom. | |
[pagina 14]
| |
Zijn moeder komt naar buiten en ziet nog net hoe Achmad boos zijn voeten stampt. Ze lacht. Achmad schrikt als hij moeder ziet. Hij lacht verlegen. Moeder streelt zijn schouder en helpt hem harken. Achmad is blij, want hij wil snel klaar zijn om met oom mee te gaan. ‘Elisah! Elisah! Hoe laat is het?’ roept hij. ‘Half tien!’ roept zijn zusje terug. Achmad zegt met gebarentaal aan zijn moeder dat hij gaat baden. Moeder vindt het goed. Hij neemt snel een bad. Heerlijk! Hij voelt zich lekker schoon en fris. Achmad trekt zijn mooie kleren aan en de nieuwe patta's die hij van oom heeft gehad. ‘Waar ga je?’ vraagt Elisah. ‘Met oom mee naar de stad,’ zegt hij plagerig. ‘Ik wil ook mee,’ zegt Elisah met een pruil-mondje. ‘Vraa-aag het maa-aar ze-elf aan oo-om?!’ zingt Achmad. Dansend en zijn broeks-pijpen een beetje optrekkend, om zijn patta's te laten zien, loopt hij langs Elisah om zijn ouders te groeten. | |
[pagina 15]
| |
Mama en papa zijn intussen onder de pommerak-boom gaan zitten. Moeder heeft vader al verteld dat Achmad straks met oom mee gaat. Lachend loopt Achmad naar hen toe. Achmad ziet de lippen van zijn vader bewegen. ‘Mooi!’ gebaart vader en steekt daarbij zijn duim omhoog. Moeder staat op en zet de kraag van Achmad goed. ‘Niet stout doen, hoor,’ gebaart ze met haar handen. Achmad schudt zijn hoofd van nee. Tuut! Tuut! Oom Sam komt eraan. Achmad geeft moeder een zoen en vader een tikje op zijn buik. Hij haast zich naar de auto. Zijn ouders lopen achter hem aan. Wat zien ze daar?! Elisah zit in de auto en ze zwaait naar haar ouders. Met een blik van ‘hoe durf je’ kijkt Achmad naar zijn zusje. Treiterend steekt ze haar tong naar hem uit. Met een zucht stapt hij voor in de auto. Oom rijdt het erf uit. Achmad is stil en denkt na hoe hij het Elisah betaald kan zetten. ‘Wat is er Achmad. Waarom ben je zo stil?’ vraagt oom. | |
[pagina 16]
| |
[pagina 17]
| |
‘Niets, oom. Ik kijk naar de winkels, ze zijn mooi hè?’ Ze rijden langs Surishopping, N.V. Jahi, H.J. de Vries en nog een paar nieuwe winkels, die nu in Commewijne zijn opgezet. ‘Gaat u hier inkopen doen oom?’ vraagt Achmad. ‘Nee,’ zegt oom. ‘Ik ga in Paramaribo inkopen doen voor het Iedul-Adha feest. Dit is een groot feest bij de Moslims. Het is een offerfeest. Lang geleden, moest de profeet Ibrahiem zijn zoon Ismail offeren aan Allah. De profeet was verdrietig, toch was hij gehoorzaam aan Allah en wilde zijn zoon offeren. Maar, Allah heeft hem toen een schaap gegeven om in de plaats van zijn zoon te offeren. Om dit gebaar te herdenken, slachten de moslims op de tiende dag van de maand Dzoel Hidjja een koe of een schaap ter ere van het offerfeest. In deze periode reizen veel Moslims naar Mekka om aan de Hadj mee te doen. De Hadj is een bedevaart. Mensen die op bedevaart gaan noemen we pelgrims.’ Achmad kijkt oom niet begrijpend aan en vraagt: ‘En wat is dan het Iedul-Fitre feest, oom?’ | |
[pagina 18]
| |
‘Dat is een feest na de Ramadhan, de vastenmaand. Tijdens deze maand eten de moslims niet vanaf 's morgens vroeg voordat de zon opkomt, tot de avond wanneer de zon onder gaat. Nadat zij in de vooravond gegeten hebben gaan ze naar de moskee voor het traweh gebed. Dat weet je toch wel? Na dertig dagen vasten wordt het ledul-Fitre feest gevierd. Men gaat dan naar de Moskee of naar een plein om te bidden. Na het bidden vragen ze elkaar vergiffenis en wensen elkaar vrede. Daarna gaan ze families en vrienden een bezoek brengen.’ ‘En dan krijgen we lekkers... hhhmmm, ja toch Lies?’ zegt Achmad. ‘Jaaa...en wij krijgen ook saté's...hhhmhhhmmm,’ antwoordt Elisah, terwijl ze haar lippen likt. Oom lacht om hun smakkende geluiden. Zij naderen de oversteek van de Suriname rivier. ‘Zo, daar krijgen we de brug!’ zegt oom. Achmad kijkt opgewonden naar het uitzicht van de grote brug. ‘Mooi he, Lies! 's Avonds is het nog mooier met de lichten. Je hebt het nooit gezien noh, Lies? Ik heb het al drie keren gezien,’ zegt hij trots. | |
[pagina 19]
| |
Al gauw rijdt oom op de drukke weg in de binnenstad van Paramaribo. Vol spanning kijkt Achmad naar het drukke verkeer en de grote drukte van mensen om hen heen. ‘Eindelijk!’ fluistert hij, wanneer oom de auto voor een winkel parkeert. Ze stappen uit en lopen samen de winkel in. Terwijl oom bezig is inkopen te doen, kijken de twee kinderen naar de nieuwe fietsen die in de winkel uitgestald zijn. ‘Als ik groot word, wil ik zo een fiets kopen.’ zegt Achmad. Elisah zegt: ‘Ik ga sparen. Als ik in de zesde klas zit, heb ik zeker al genoeg geld om eentje te kopen.’ Achmad kijkt op om te antwoorden, maar ziet oom wenken. Oom Sam is klaar. Achmad pakt de hand van Elisah. Zij probeert haar hand weer los te trekken, maar Achmad houdt haar stevig vast en loopt met haar naar buiten. Oom wacht al bij de auto. Hij geeft de kinderen elk een reepje chocola. ‘Dank je wel, oom,’ zeggen ze blij. Oom lacht en laat ze in de auto stappen. | |
[pagina 20]
| |
‘Wat een drukte!’ klaagt oom terwijl ze wegrijden. ‘En het is zo heet. We gaan maar terug naar huis, hoor.’ De kinderen vinden het goed, ze klagen niet. Ze kijken naar de drukke winkels, die ze voorbij rijden. Op de terugweg stopt oom bij een warung. Hij koopt dawet en cassave- chips voor de kinderen. ‘Wat willen jullie eten?’ vraagt oom. ‘Saoto soep!’ roept Achmad. ‘Bamie!’ roept Elisah. Oom bestelt voor zichzelf ook een saotosoep. Samen zitten ze aan een tafeltje. ‘Ik zeg het gebedje op,’ zegt Achmad. Oom lacht en knijpt hem speels in zijn wang. ‘Goed zo!’ prijst hij. Na het eten rijden ze naar huis.
Oom Sam stopt de auto voor het huis en de kinderen rennen naar hun moeder die al bij de voordeur staat te wachten. Door elkaar proberen ze met gebarentaal te vertellen wat ze allemaal gezien hebben. Oom heeft een doos boodschappen voor moeder mee-gebracht. Moeder is heel blij | |
[pagina 21]
| |
| |
[pagina 22]
| |
en geeft oom een brassa en een zoen op zijn wang.
‘Zo, kinderen, assalamu'alaikoem,’ zegt oom wanneer hij klaar is om weg te gaan. ‘Wa' alaikoem salaam, oom,’ zeggen Achmad en Elisah samen. ‘En bedankt hoor, oom.’ Elisah geeft oom een zoen. ‘Graag gedaan,’ zegt oom Sam tevreden. Achmad wuift oom na, totdat hij de auto niet meer kan zien. ‘Wat is oom Sam toch lief,’ zegt hij zachtjes tot zichzelf.
Achmad keert zich om en botst tegen zijn vader aan die achter hem is komen staan. Zij lachen allebei. Vader legt zijn arm om de schouder van Achmad. En Achmad slaat zijn arm om de middel van zijn vader.
Samen lopen vader, Achmad, moeder en Elisah het huis in. |
|