Stam-lof, of uytbreiding over het oud-adelijk geslagt van de heeren Casembroot
(1700)–Anna Maria Paauw– Auteursrechtvrij
[Folio A2r]
| |
[Vooraf]
GRoot-Agtb're Heeren, gunt dat ik met eerbieds poogen,
Mijn need'rig Digt-gezang, op-offer aen uwe oogen,
Mijn geest-drift heeft getragt door hersen-schildery
Te malen op 't papier, u luister-stamswaardy:
Hoewel dat tot die stof vereyste een hooger zweeven,
Dan 't geen mijn laagen zwier koomt door haer veder geven;
Dog soo mijn oordeel heeft gemist in trant-beleid,
Mijn pen heeft egter nog uw' stam-lof uytgebreid.
Mijn Sang-goodes, en kon d'uytstrekking van haar vlerken
Voor geen roemrugtiger van het geslagt beperken
Dan voor uwe Agtbaarheen, die in de Bisschops-stad,
VanGa naar voetnoota Dagobert gestigt, treen langs het selfde pad,
't Geen eertijds wierd begaen, doen d' oude-stam-pilaren
In Vlaand'rens Raadgezag, haar Landsorg deên verklaren
Tot Bruggens burgerheil, waar dat haar Adelpragt
Uytblonk, als binnen Room 't AEmiliaans geslagt.
Hier van getuygen nog soo veel geheugens-bladen
Die met haar wijsheyd, en verdiensten sijn beladen
In Eeuw-geheugenis. Dog niet alleen haar lof
Heeft sig soo uytgestrekt in eygen adelstof,
Maar door vertrouwing aan verscheide luyster-stammen
Soo hebben zy haar roem nog doen te vaster krammen,
Gelijk een Ceeder die op Libanon geplant,
Door d' uytwas van sijn stam krygt schoonder zegestant,
Voor al wanneer 't geswaay der Telgen zig verbinden
Met die zig naast haar kruyn het hoogst getopt bevinden.
Haar staat, en grootheid, soo vol agtb're zege-gloor,
Steld nu uw' luyster op het selfde stacy-spoor,
Daar van 't roemrugtbaar stigt met blijkbaarheid kan spreken
Wanneer de Faamboodin op vlugge vleugel-streken
Vermeld de naamlof van uw waardigheen, vol eer.
Dog tot die uytting eist een Mantuaanse veer,
'k Laat hooger pennetrant die dierb're lofgalm roemen,
Ik sal mijn Zangerest en hoogst geluckig noemen,
Indien uw' gunsten maer op 't geen haar toon verhaald,
Met een mewaardig oog de reegel-stof bestraald.
A. Maria Paauw. |
|