vd (en twee of meer ow's)
A. Morfologische of syntaktische definitie?
In onze traditie leren we het vd morfologisch definiëren maar de formulering heeft veel komplikaties. De ANS schrijft: ‘Het voltooid deelwoord van de regelmatige werkwoorden wordt gevormd door de stam te voorzien van het voorvoegsel ge-, dat in bepaalde gevallen verschuift of wegblijft [...] en de uitgang -t als de (abstracte) stam eindigt op t, k, f, s, ch of p’ (Haeseryn e.a. [1997]: 67).
Afgezien van die komplikaties van de morfologische definitie, eist konsekwentie in uitgangspunt de syntaktische basis, dus de verbindbaarheid met een van de hulpww's van het vd; het zijn er drie:
1. In de bvm zijn het hebben en zijn in een - meestal leksikale - aanvulling:
(hij) |
(heeft) |
heel hard |
{gewerkt} |
(hij) |
(is) |
lelijk |
{gevallen} |
2. In de lvm zijn het worden en zijn in een aanvulling tussen hoofdvormen:
(ze) |
(wordt) |
op school |
veel |
{geplaagd} (1e h) |
(ze) |
(is) |
op school |
veel |
{geplaagd} (2e h) |
Bij verplaatsing van de voor-pv naar de plaats van de achter-pv is de ww-vorm daarvóór het vd:
dat |
ie heel hard |
{gewerkt} |
(heeft) |
(bvm) |
dat |
ie lelijk |
{gevallen} |
(is) |
(bvm) |
dat |
ze op school veel {geplaagd} |
(wordt) |
(lvm) |
dat |
ze op school veel {geplaagd} |
(is) |
(lvm) |
Pv's van zijn die vervangbaar zijn door worden wijzen op een vd in de lvm (geplaagd is), bij onvervangbare is er een bvm (gevallen is).
De syntaktische vd-definitie is dus veel eenvoudiger, en - ik herhaal - konsekwent.