B. Wie ook1
1. Binnenbouw
a. ww-pd
Syntagmatisch is alleen een vzaz(-p) toevoegbaar:
naar |
welk gebouw |
je |
ook |
heen |
gaat, (ik) (wil) je niet {ontmoeten} |
|
ⵠ |
◻ |
|
|
|
( ) |
|
[ ] |
( ) |
Heen staat in de eindgroep, nooit in de uitloop.
Paradigmatisch kunnen alle vra. woorden wie vervangen: wat, welk(e):
waar, wanneer, hoe;
waar...mee, waar...door enz.
De betekenis van het par. wie is ‘veralgemenend’ en heeft soms iets van verbazing:
waar de kinderen ook spelen, er zijn overal wel gevaren
b. zn- en bwbn-p
Wie ook kent hier geen mogelijkheden, en is hier in feite wie (dan) ook.