Syntaktische-elementenlijst
(2014)–P.C. Paardekooper– Auteursrechtelijk beschermdgetalEr zijn vier soorten getal:
1a. het zn-getal; de zn's duiden hun getal meestal morfologisch aan: kind, akker, huis enz. zijn per se ev, kinderen, akkers, huizen enz. zijn per se mv, maar daarnaast hebben ze vaak een syntaktische getalsaanduiding: dat kind (ev), zulk goud (ev), een kind dat... (ev) enz., die kinderen (mv), zulke huizen (mv), kinderen die (mv), Sommige zn's kennen alleen een ev (bv. stof-zn's, namen van ziektes en bepaalde eigennamen (goud, griep, de Rijn)), andere alleen een mv, bv. namen van ziektes en eigennamen (pokken, mazelen, de Alpen, de Apenijnen);
1b. het vn-getal; zelfstandige aanw. woorden, en bak vn's: dat weet ik In het algemeen zijn stof-zn's en meervouden syntaktisch meer verwant als enkel- en meervouden; het zijn massa-woorden: een hoeveelheid zout, eieren 2. het ond.-getal; de pv is aanduider ervan, en heeft geen eigen getal:
loop, kijk, loopt, kijkt, liep, keek enz. slaan op een enkelvoudig ond., lopen, keken enz. op een meervoudig ond. of op sommige nevenschikkingen binnen het ond. Bij of, niet... maar, noch... noch is de pv meestal ev, bij en tussen twee ‘gewone’ zn's meestal mv, tussen twee ow's meestal ev: (Jan en Piet) (kwamen) weer es te laat (mv) 3. het getal van de niet-ww rest; bij ww's als zijn, lijken, blijken enz. kan de pv dat getal aanduiden: (het) (zijn) [lieve kinderen] Zie genus en getalsaanduiding. |
|