Syntaktische-elementenlijst
(2014)–P.C. Paardekooper– Auteursrechtelijk beschermdA. Genus-aanduidingBijna alle enkelvoudige zn's zijn verbindbaar met genus-aanduiders. Genus oftewel woordgeslacht is een eigenschap van woorden. De aanduiders zijn:
1. bep. lw's + aanw. vn's:
(alleen bij stof-zn's:
2. betr. vn's een vader die / een kind dat 3. een bwbn na /ən/ of /zo.n/ /ən/ kleine jongen Het resultaat is een tweedeling: de-woorden t.o. het-woorden die een aanvulling vormen: vader is niet te verbinden met het enz., en kind niet met de enz. Genus-aanduiders zijn allemaal bep. bij het aangeduide zn; op het betr. vn na zijn het allemaal voorbep.; het zijn ook allemaal vn's, op het bn na (kleine/klein). Semantisch is er geen verschil tussen de- en het-woorden. | ||||||||||||||
B. Een totaal andere indeling van zn's enz. laat grote verschillen zien met de tweedeling van de- en het-woorden:1. de voornaamwoordelijke aanduiding slaat hier soms op zn's, maar soms ook op elementen die aan hun betekenis beantwoorden: daar loopt onze slager naast z'n vrouw (z'n slaat op het woord slager) 2. de voornaamwoordelijke aanduiding levert een driedeling op: hij-, ze- en het-woorden (ook het is hier pers. vn): vader is ook ziek, maar ie maakt het al beter 3. het syntaktische verband is bij het zn waar het op slaat (áls het geen mens, dier of ding uit de werkelijkheid betreft) veel kleiner of totaal afwezig.
Zie ook sekse. |
|