39 Welk verschil is er tussen de twee eerste en de twee laatste gevallen van antwoord 37?
39 De aanloop heeft altijd een
vertegenwoordiger in de eigenlijke zin: het
verwijswoord; de uitloop heeft hem soms en kan hem altijd krijgen. (Dat verwijswoord is in de voorbeelden van antwoord 37 overal gespatiëerd). - Aanloop of uitloop kunnen dat verwijswoord ook bijna altijd vervangen:
De twee eerste gevallen van antwoord 37 (aanspreking en tussenwerpsel) hebben geen verwijswoord in de eigenlijke zin.
40 Hoe ontleden we aan- en uitloop?
40 Een onderwerp kan wel 's verwijswoord zijn, d.w.z. verwijzen naar een aanloop of uitloop. Ook een lv, een bw bep. enz. kunnen verwijswoord zijn. We houden ons nu aan deze regel: is het
verwijswoord onderwerp, dan is
ook de aanloop (of uitloop) onderwerp. Is het
verwijswoord bw bep., dan is
ook de aanloop (of uitloop) bw bep., enz.:
Aan- en uitloop zijn geen delen van de eigenlijke zin, maar ze zijn er toch sterk mee verbonden. We kunnen aan- en uitloop vergelijken met een soort reservemast of reserveboeg die achter een schip aandrijft.