gebracht. De relletjes in de Amsterdamse Jodenhoek, waarbij een gewapende nsb'er het leven verliest, de toevallige botsing van een Duitse patrouille met een Joodse knokploeg, dat zijn niet meer dan de terloopse - niettemin aan de Duitsers in de gegeven situatie zeer welkome - aanleidingen.
Maar ze vergissen zich. Amsterdam barst los in een staking, enkele omliggende steden volgen. De Duitsers realiseren zich hun vergissing wellicht niet eens. Te opgetogen zijn ze over de snelheid waarmee ze de staking onder de knie hebben. Dat ze inplaats van rust, onrust en nieuwe bereidheid tot verzet in de hand hebben gewerkt, beseffen ze niet. Ze gaan voort. Rust, kalmte, gehoorzaamheid, onderworpenheid. Voorbeelden moeten er komen.
Die voorbeelden komen. Het hele Nederlandse volk moet het weten. Dáárom wordt aan het proces tegen de Geuzen een zekere mate van openbaarheid gegeven. Dáárom worden er verslaggevers uitgenodigd. Dáárom krijgen die de instructie dat het Nederlandse volk uit hun verslag lering zal moeten kunnen trekken. Dáárom... Het is ook te lezen uit de woorden van de president van de krijgsraad, na het uitspreken van de vonnissen.
De Duitsers vergissen zich weer. Het Nederlandse volk hoort van het proces, leest de - twee kolom - verslagen, verneemt van het lot dat de achttien heeft getroffen. Het Nederlandse volk komt er niet door tot rust, kalmte, gehoorzaamheid, onderworpenheid. De Duitsers vergissen zich, zoals ze zich de hele oorlog door in de mentaliteit van de Nederlanders zullen blijven vergissen. Nederland is verontwaardigd, roept - voorlopig alleen nog maar in het eigen getergde hart - om wraak voor het aan de achttien, en door hen aan Nederland, bedreven onrecht.
Laat ons het woord geven aan een illegaal blad. Niet het eerste van de lange reeks van ondergrondse bladen - dat zou niet meer verschijnen. Maar aan het vierde. Aan Het Parool, in juli 1940 als eenmansblad voor het eerst verschenen onder de titel Nieuwsbrief van Pieter 't Hoen. In het nummer van 9 april 1941 schrijft het over de executies: