In een kamer aan de Tweede Maasboschstraat in Vlaardingen zitten het bestuur en een paar leden van de wandelsportvereniging ‘Flardinga’ bijeen. 's Middags, toen ze Rotterdam zagen branden, zijn ze, de een na de ander, naar het altijd gastvrije huis van hun secretaris gekomen, zoals ze daar zo vaak komen binnenlopen, zo maar, om een praatje te maken, of met de kinderen van Ary te spelen, en zo tussendoor de verenigingszaken te bespreken. Flardinga, opgericht in de crisisjaren, is geen grote vereniging. Het heeft niet meer dan zo'n 22, 23 leden en een stuk of wat jeugdleden. Maar het is een actieve vereniging. Bijna geen zaterdag gaat voorbij of er wordt gewandeld, alleen met de eigen groep, of in wandelmarsen in groter verband. Op tweede Paasdag hebben ze nog meegedaan aan wat hun laatste grote wandelmars zou worden, in Schoonhoven. Drie eerste prijzen hebben ze er behaald.
Tussen de bestuursleden bestaat nog een aparte band. Dat zijn niet zò maar wandelaars. Met enige trots noemen ze zich lange-afstandlopers. Ze nemen regelmatig deel aan wandeltochten van zo'n 60, 80 kilometer of nog meer, en geen vierdaagse slaan ze over.
Nu zitten ze daar, bij Ary Kop thuis. Ary, secretaris en leider van Flardinga, een veertiger, vroeger stuurman op de grote vaart, kort na zijn huwelijk aan wal gekomen, zich in de crisisjaren energiek staande gehouden als incasseerder, verzekeringsagent, bezorger van tijdschriften en wat al niet meer. Een opgewekte, hartelijke goeierd met een wat nerveus kuchje, die fel en scherp kon reageren soms, maar ook weer heel snel kon vergeten. Ary wàs eigenlijk Flardinga. Wat hij voorstelde, werd geaccepteerd. Geaccepteerd door voorzitter Ies Korpershoek, begin twintig, steenhouwer, vlotte opgewekte jongen, die naar buiten het representatieve element van de vereniging vormt. En door Sjaak van der Ende, penningmeester, oerdegelijke, serieuze, rustige schilder van de leeftijd van Ies. En ook door ouwe Kees van Aken, hartstochtelijk wandelaar, een zestiger al, maar die er nog zo heel graag bij hoorde, en genoot van het contact met Ary en ‘de jongens’. Ouwe Kees, die ze altijd opwachtten op de laatste dag van de vierdaagse om samen binnen te komen, omdat hij vanwege zijn leeftijd maar 40 kilometer mocht lopen en zij natuurlijk de 55 namen.