Vijf en dertigste hoofdstuk
De ontwaaking
2184Uit mijn diepen slaap ontwaakende was ik de verbaasdheid zelf! -Ga naar voetnoot2184
2185want ziet! - ik lag op mijn eigen bed, in mijn eigen huis! - mijn
2186Vrouw stond aan 't hoofdeneind; mijn dienstmaagd neffens haar;
2187mijn Paard hoorde ik in den stal trappen, en mijn hond likte de
2188pot uit.
2189Hemel! riep ik, waar ben ik?
2190Mijn vrouw
Gij zijt in uw huis, mijn lieve Man! bij uw Vrouw.
2191Mijn dienstmaagd
Gij hebt in een ijlende koorts geleegen.
2192Mijn vrouw
En van Aapen gedroomd.
2193Mijn dienstmaagd
En van allerlei soort van staarten.
2194Mijn vrouw
Die men wilde afkappen.
2195Mijn dienstmaagd
En er anderen voor in de plaats zetten.
2196En dus beurtlings voorgaande werd mij mijn ganschen droom
2197verhaald. - Ik keek naar de rimpels en het geele vel van mijn
2198Vrouw; naar den dikken buik van mijn Dienstmaagd, en viel
2199andermaal in een raazernij, die nog erger was.
EINDE