Vijf en twintigste hoofdstuk
De verwondering
1601Het stond derhalven zo geschapen, dat de Aapenmaatschappij
1602loutere verwarring, verdeeldheid en wanörder werd. De grootste
1603hoop was voor de afkapping, en dat wel zo dol, dat zij zwoeren,
1604dat, ingevalle de afkapping op wettig gezag niet geschiede, zij dan
1605zelf hunne staarten zouden afkappen.
1606Ik, (volmaakt onzijdig in dit geval, dewijl ik geen staart had, die
1607men begeerde aftekappen,) kon niet naarlaaten mij ten uittersten
1608te verbaazen, over dit onbegrijplijk Enthusiasmus der Aapen. -
1609Wanneer het te doen ware, dagt ik, om iets te winnen; dan liet
1610deeze drift zig eenigzins billijken, - maar nu, nu zij een hunner
1611voornaamste Ledenmaaten moeten verliezen, nu zo sterk, op dat
1612verlies aantedringen! - Zij verdienen, dat men hen alles afkappe,
1613wat buiten hun lighaam uitsteekt.