op deze onderscheiding, die haar de gunst van mijnheer en mevrouw bezorgde en tevens een goed vooruitzicht gaf. Zij merkte het aan als een bijzondere besturing van de hemel, die, langs deze weg, haar in de staat van vernedering vertroostte, en haar voor het oog der burgerlijke wereld rechtvaardigde; want zij stond, even gelijk alle andere edelen, wel vast in het godgeleerd begrip, dat God de rangen onder de mensen verordineerd had, en dat dezelve heilig en ongeschonden bewaard moesten blijven.
Om zich te vaster van de geneigdheid en verkleefdheid van Willempje te verzekeren, volgde zij al zijn grilligheden met de uiterste zorgvuldigheid en oplettendheid in en wist zij voor al zijn misslagen of stoutigheden, zoals men het noemen zou, de beste verschoningen te vinden. Willempje dwong om alles, zij gaf het hem, ogenblikkelijk smeet hij het weg. Somtijds was het weggeworpene glas of porselein, hetwelk natuurlijk breken moest. ‘Och!’ zei ze dan. ‘Het kind doet er zijn handje zeer aan!’ en dan kuste zij het handje. ‘Dat stoute glas of theekopje!’ ging zij voort. ‘Wij zullen het brui! brui! geven!’ en dan trapte zij het theekopje of glas verder met een wraakgierige voet tot gruis.
Willempje (vermits Mevrouw, van adel zijnde, haar kind zelf niet zoogde, en zij het aan geen burgerlijke borst toevertrouwde) werd met de pappot grootgebracht. Somtijds sloeg hij de lepel uit de hand van de baker; of hij dwong om de papkom en smeet ze, volgens zijn gewoonte, daarheen. ‘Hij heeft pijn in 't mondje!’ zei de baker dan, of: ‘Hij brandt zijn lieve handje aan die ondeugende pappot!’ Veeltijds kwamen vader en moeder dan ook toeschieten om het handje en mondje te kussen en de pappot brui te geven.
Velen, en vooral zij die maar één kindje hebben, zullen dit als een kleinigheid, als een niet noemenswaardige beuzeling beschouwen. Tot hun waarschuwing echter zij het gezegd, dat dergelijk een handelwijs de eerste grondslag is tot een volgend bederf der kinderen en dat, wat de groten, de edelen en fat-